Les 12: laatste les voor het proefwerk

tl/havo-1 chapitre 5
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug. Je kan eerst de uitleg lezen, daarna kun je een aantal opdrachten gaan maken.
Aan het einde zie je wat je op het proefwerk kunt verwachten.

Probeer alle vragen te beantwoorden, zodat ik je deze les ook nog kan helpen!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare school

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

tl/havo-1 chapitre 5
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug. Je kan eerst de uitleg lezen, daarna kun je een aantal opdrachten gaan maken.
Aan het einde zie je wat je op het proefwerk kunt verwachten.

Probeer alle vragen te beantwoorden, zodat ik je deze les ook nog kan helpen!

Slide 1 - Tekstslide

Je revise: 
het bijvoeglijk naamwoord
Dit grammatica-onderdeel gaat over het bijvoeglijk naamwoord.

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld: een rode fiets.

Je leert hiervoor een basisschema, maar er zijn ook een aantal uitzonderingen die je moet kennen!

Slide 2 - Tekstslide

Je revise: 
het basisschema

Slide 3 - Tekstslide

Je revise: 
2 uitzonderingen!
Optie 1: eindigt een bijvoeglijk naamwoord al op een –e? Dan hoeft er bij het vrouwelijk enkelvoud geen extra –e bij!
Voorbeeld:
Le pantalon est rouge
La jupe est rouge

Optie 2: eindigt een bijvoeglijk naamwoord al op een –s? Dan hoeft er bij het mannelijk meervoud geen extra –s bij!
Voorbeeld:
Le cabriolet est gris
 Les cabriolets sont gris

Slide 4 - Tekstslide

Je revise: 
de onregelmatige vormen.
De volgende 3 bijvoeglijke naamwoorden hebben een onregelmatige, vrouwelijke vorm. Leer ze dus goed!

Il est beau | Elle est belle | Hij/Zij is mooi

Il est nouveau |Elle est nouvelle | Hij/Zij is nieuw

Il est vieux |Elle est vieille |Hij/Zij is oud

Slide 5 - Tekstslide

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes.

L’actrice a les cheveux (noir) ___________________.

Slide 6 - Open vraag

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes.

Elle porte une chemise (bleu) ___________________.

Slide 7 - Open vraag

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes.

Je trouve qu’elle est très (beau) ___________________.

Slide 8 - Open vraag

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes.

Son pull est (nouveau) ___________________.

Slide 9 - Open vraag

Je révise: les nombres
0 t/m 2000

We gaan leren tellen in het Frans!

We gaan dit hoofdstuk uitbreiden, dus we gaan tellen van 0 t/m 2000.

Neem de volgende slides over in je aantekeningenschrift, doe dat wel op precies dezelfde manier!
Dat helpt je namelijk voor SO en proefwerk :)!

Slide 10 - Tekstslide

Je révise: les nombres (0 t/m 2000)
70-79
70 is in het Frans 60+10, enzovoorts.
70 : soixante-dix          (60+10)
71 : soixante-onze        (60+11)
72 : soixante-douze     (60+12)
73 : soixante-treize     (60+13)
74 : soixante-quatorze (60+14)
75 : soixante-quinze    (60+15)
76 : soixante-seize      (60+16)
77 : soixante-dix-sept  (60+17)
78 : soixante-dix-huit   (60+18)
79 : soixante-dix-neuf  (60+19)

Slide 11 - Tekstslide

Je révise: les nombres (0 t/m 2000)
80-89
80 in het Frans is 4x20, enzovoorts..
80 : quatre-vingts            (4x20)
81 : quatre-vingt-un         (4x20+1)
82 : quatre-vingt-deux     (4x20+2)
83 : quatre-vingt-trois     (4x20+3)
84 : quatre-vingt-quatre  (4x20+4)
85 : quatre-vingt-cinq     (4x20+5)
86 : quatre-vingt-six       (4x20+6)
87 : quatre-vingt-sept     (4x20+7)
88 : quatre-vingt-huit     (4x20+8)
89 : quatre-vingt-neuf    (4x20+9)

Slide 12 - Tekstslide

Je révise: les nombres (0 t/m 2000)
90-99
90 in het Frans is 4x20+10, enzovoorts..
90: quatre-vingt-dix          (4x20+10)
91 : quatre-vingt-onze       (4x20+11)
92 : quatre-vingt-douze     (4x20+12)
93 : quatre-vingt-treize     (4x20+13)
94 : quatre-vingt-quatorze (4x20+14)
95 : quatre-vingt-quinze    (4x20+15)
96 : quatre-vingt-seize      (4x20+16)
97 : quatre-vingt-dix-sept  (4x20+17)
98 : quatre-vingt-dix-huit   (4x20+18)
99 : quatre-vingt-dix-neuf  (4x20+19)

Slide 13 - Tekstslide

Je révise: les nombres (0 t/m 2000)
de honderd- en duizendtallen
100 : cent
150 : cent cinquante
200 : deux cents

1000 : mille
2000 : deux mille

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf het volgende bedrag op als cijfer.

soixante et onze euros quinze

Slide 15 - Open vraag

Schrijf het volgende bedrag op als cijfer.

quatre-vingt-un euros

Slide 16 - Open vraag

Schrijf het volgende bedrag op als cijfer.

trois cents euros quatre-vingts-onze

Slide 17 - Open vraag

Schrijf het volgende bedrag op als cijfer.

soixante-trois euros

Slide 18 - Open vraag

Schrijf de volgende getallen op als cijfers.

onze

Slide 19 - Open vraag

Je révise: 
de toekomende tijd
Tot nu toe hebben jullie alle werkwoorden in de présent geleerd.

Nu leren jullie ook de toekomende tijd.
Hier heb je 2 dingen voor nodig.

1: de juiste vorm van het werkwoord aller
2: een heel werkwoord

Slide 20 - Tekstslide

Je révise: de toekomende tijd
het werkwoord 'aller' (gaan)
Het werkwoord ‘aller’ (gaan) is, net als in het Nederlands, onregelmatig. Leer onderstaand rijtje dus goed!

je vais                ik ga
tu vas                jij gaat
il/elle/on va        hij/zij/men gaat
nous allons         wij gaan
vous allez           u gaat/jullie gaan
ils/elles vont       zij gaan (meervoud)

Slide 21 - Tekstslide

Je révise: de toekomende tijd
hoe maak ik zo'n tijd?
Net als in het Nederlands, plak je achter het werkwoord ‘aller’ en heel werkwoord om de toekomende tijd te maken.
Voorbeelden
Je vais acheter un nouveau jean
(Ik ga een nieuwe broek kopen)

Nous allons habiter à Paris
(Wij gaan in Parijs wonen)

Slide 22 - Tekstslide

Zet de volgende zin in de futur.

Mes copains et moi, on visite la Tour Eiffel.

Slide 23 - Open vraag

Zet de volgende zin in de futur.

Nous achetons des tickets.

Slide 24 - Open vraag

Zet de volgende zin in de futur.

Après, j’entre dans une boutique de souvenirs.

Slide 25 - Open vraag

Zet de volgende zin in de futur.

Tu déteste les souvenirs?

Slide 26 - Open vraag

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 1: luistervaardigheid
- Meerkeuzevragen bij een luisterfragment.

Opdracht 2: vocabulaire
- Onderstreep het juiste woord in de zin.
- Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans.

Opdracht 3: grammaire
- Vul de juiste vorm in van het bijvoeglijk naamwoord.
- Zet het onderstreepte werkwoord in de futur (toekomende tijd)
- Schrijf de getallen op in cijfers!



Slide 27 - Tekstslide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 4: phrases clés
- Vertaal de zinnen in het Frans.
- Kijk naar het paspoort. Schrijf drie Franse, hele zinnen op met deze informatie.
- Hoe zeg je in het Frans....

Opdracht 5: leesvaardigheid
- Meerkeuze- en open vragen bij een leestekst.

Slide 28 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?
Dit is de laatste kans om ze te stellen!

Slide 29 - Tekstslide

Bespreken: so chapitre 5, 
deel 2
- De goede antwoorden komen op het bord te staan.

- Controleer aan het einde of het puntenaantal klopt.

- Kijk goed na, want ook ik maak weleens een foutje!

Slide 30 - Tekstslide

Les devoirs
Komende les:
- Proefwerk chapitre 5

Apprendre:
- voca A, B, E, F & G
- grammaire C, F & H
- phrases clés D & I
Tot het einde van de les kan je nog leren!

Slide 31 - Tekstslide