In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom!
Ga zitten naast iemand met wie je kunt werken
Pak je chromebook, boek, etui en rekenmachine
Ga naar lessonup.app
Slide 1 - Tekstslide
Hoofdstuk 3 - De winkel in
3.1 Winkelen
3.1 Winkelen
3.3 Kijk op cijfers
3.5 Een kijkje achter de schermen
3.4 Vakkenvullen en ander werk
3.2 Tel uit je winst
3.6 Groen winkelen
Slide 2 - Tekstslide
Herhaling hoofdstuk 3: wat hebben we al geleerd?
Paragraaf 3.5: een kijkje achter de schermen
Wat gaan we vandaag doen?
Slide 3 - Tekstslide
Aan het eind van deze paragraaf kan ik
beschrijven welke welke weg producten afleggen van grondstof tot eindproduct;
uitleggen wat een bedrijfskolom is;
uitleggen wat toegevoegde waarde is en hiermee kunnen rekenen.
Wat gaan we leren?
Slide 4 - Tekstslide
Welke P's horen bij de marketingmix?
A
Productie, prijs en plaats
B
Product, productie, plaats en prijs
C
Pannekoeken, patat en pizza
D
Product, plaats, prijs en promotie
Slide 5 - Quizvraag
Omzet - inkoopwaarde van de omzet =
A
Brutowinst
B
Nettowinst
C
Berdrijfskosten
D
Iets met geld
Slide 6 - Quizvraag
Inkoopwaarde + bedrijfskosten + nettowinst =
A
Omzet
B
Brutowinst
Slide 7 - Quizvraag
Hoe kun je de winst van het je eigen bedrijf goed vergelijken met de winst van een ander bedrijf?
Slide 8 - Open vraag
De winst van vorige maand was € 2.400. De winst deze maand is € 2.780. Met hoeveel % is de winst gestegen? Rond af op 1 decimaal.
Slide 9 - Open vraag
Hoe kan de arbeidsproductiviteit stijgen? (Je mag meerdere antwoorden aankruisen)
A
Betere arbeidsverdeling
B
Minder machines
C
Meer machines
D
Betere scholing van de werknemers
Slide 10 - Quizvraag
Open de antwoorden van 3.4 bij het huiswerk
van vandaag in Magister.
Je krijgt 5 minuten om na te kijken.
Steek je hand op als je iets te vragen hebt.
3.4 nakijken - blz 84 t/m 87
timer
5:00
Slide 11 - Tekstslide
3.5. Een kijkje achter de schermen (KGT)
Slide 12 - Tekstslide
Grondstoffen zijn de ingrediënten die in een product zijn verwerkt. Het wordt gebruikt om iets anders te maken.
Voorbeelden: Olie, gas, erts, steenkool, hout, koffie, graan etc.
Grondstoffen
Slide 13 - Tekstslide
Eindproducten zijn producten die klaar zijn voor de verkoop aan de consument.
Voorbeelden: brood, agenda, telefoons, laptops, pennen etc.
Eindproducten
Slide 14 - Tekstslide
De bedrijfskolom bestaat uit alle bedrijven die na elkaar meewerken aan een product.
Vaak bestaat het uit de volgende onderdelen: een bedrijf dat een grondstof produceert ➡️ een handelsbedrijf ➡️een fabriek die een eindproduct maakt ➡️een groothandel die het eindproduct verhandelt ➡️ een winkel die verkoopt aan de consument.
Grondstoffen
Bedrijfskolom
Slide 15 - Tekstslide
De toegevoegde waarde is de waarde die bedrijven toevoegen aan een product door productie.
Vraag: De meelfabriek koopt voor € 20, euro graan van de graanboer. Zij maken meel en verkopen dit voor € 50,- aan de broodfabriek. Wat is de toegevoegde waarde?
Antwoord: De toegevoegde waarde van de meelfabriek is: € 50,- min € 20,- = € 30,-.