Unit 4.1+4.2 Canada

Start Lesson 1 Unit 4
Goals: 
1. you learn more about Canada

2. 4.1 & 4.2 Exercises 1 - 4 
     study vocab 4.2

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Start Lesson 1 Unit 4
Goals: 
1. you learn more about Canada

2. 4.1 & 4.2 Exercises 1 - 4 
     study vocab 4.2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Canada

Slide 3 - Woordweb

Canada
Canada
Kennis Quiz

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Uit hoeveel provincies bestaat Canada?
A
4
B
12
C
10
D
8

Slide 6 - Quizvraag

Welke kleuren heeft de vlag van Canada?
A
rood-wit
B
geel-rood
C
groen-wit
D
rood-geel

Slide 7 - Quizvraag

In welke provincie spreken ze Frans?
A
Ontario
B
Quebec
C
Manitoba
D
Yukon

Slide 8 - Quizvraag

Waar staat Nunavut bekend om?
(provincie bovenaan)
A
Ijsberen
B
dennebomen
C
watervallen
D
eskimo's

Slide 9 - Quizvraag

What is the capital city of Canada?
A
Ottawa
B
Toronto
C
Quebec
D
Calgary

Slide 10 - Quizvraag

What is Canada's biggest city?
A
Ottawa
B
Toronto
C
Quebec
D
Calgary

Slide 11 - Quizvraag

Canada is the second biggest country in the world?
A
True
B
False

Slide 12 - Quizvraag

What does the word 'Canada' mean?
A
Candy
B
Conquer
C
Nothing
D
Village

Slide 13 - Quizvraag

Who is queen of Canada?
A
Queen Mary
B
Queen Elizabeth the second
C
Queen Elsa
D
Queen Virginia

Slide 14 - Quizvraag

Which languages are officially Canadian?
A
English
B
French
C
English and French
D
English, French and Spanish

Slide 15 - Quizvraag

What is Canada's national animal?
A
Moose
B
Duck
C
Beaver
D
Unicorn

Slide 16 - Quizvraag

Who were the first inhabitants of Canada?
A
Americans
B
English
C
Dutch
D
Indigenous people

Slide 17 - Quizvraag

What golden liquid is known to be Canadian?
A
Honey
B
Apple sauce
C
Maple syrup
D
Beer

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Link

Exercises
4.1 + 4.2 Crossing Borders
Exercises 1, 2, 3 and 4
+vocab p. 158 
GOOD LUCK



Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Start Lesson 2
Goals:
1. You know how to use 'to be going to'
2. You learn how to listen carefully

4.2:Exercises 6 -13
Finished? Try to do exercise 15+16 


Slide 22 - Tekstslide

Wanneer gebruik je 'to be going to'?
  • als je een plan hebt voor de toekomst;
  • er een duidelijke aanwijzing is dat iets gaat gebeuren.

Slide 23 - Tekstslide

Plan voor de toekomst voorbeeld

I am going to throw spiders at children.
Duidelijke aanwijzing dat er iets gaat gebeuren voorbeeld

Look at the clouds. It is going to rain!


Slide 24 - Tekstslide

De vorm (bevestigend).
I
am 
going to
hele werkwoord
He/she/it
is 
going to
hele werkwoord
we/you/they
are 
going to
hele werkwoord

Slide 25 - Tekstslide

De vorm (ontkennend)
I
am not
going to
hele werkwoord
He/she/it
is not
going to
hele werkwoord
We/you/
they
are not
going to
hele werkwoord

Slide 26 - Tekstslide

De vorm (vragend)
Am
I
going to
hele werkwoord
Is
he/she/it
going to
hele werkwoord
Are
we/you/they
going to
hele werkwoord

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Quiz time!

Slide 29 - Tekstslide

Jacob ... work out at the gym.
A
am going to
B
is going to
C
are going to
D
will

Slide 30 - Quizvraag

The doctor ... give us the results.
A
am going to
B
are going to
C
will
D
is going to

Slide 31 - Quizvraag

... they going to help her?
A
Is
B
Will
C
Am
D
Are

Slide 32 - Quizvraag

Lisa and I ... play outside today.
A
am not going to
B
is not going to
C
are not going to
D
will not

Slide 33 - Quizvraag

Maak de zin bevestigend.
My cat .... eat all the food.

Slide 34 - Open vraag

Maak de zin ontkennend.
I ... help you.

Slide 35 - Open vraag

Maak de zin bevestigend.
I ......................... visit my aunt and uncle.

Slide 36 - Open vraag

See you next time!

Slide 37 - Tekstslide