NN6 H3 - ww-spelling hf. 4

Welkom H3F! 
Ga alvast zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom H3F! 
Ga alvast zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij.

Slide 1 - Tekstslide

Welkom H3E! 
Ga alvast zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij.

Slide 2 - Tekstslide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk H3F
Woensdag 12 april:
Spelling hf. 4: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7 en 11.
Spelling ww H4: opdr. 8 en 10


Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk H3E
Dinsdag 11 april:
Spelling hf. 4: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7 en 11.

Slide 5 - Tekstslide

Deze les
Werkwoordspelling H4

Aan het eind van de les:
  • weet je hoe je de tegenwoordige tijd van een werkwoord correct spelt;
  • weet je hoe je de verleden tijd van een werkwoord correct spelt;
  • weet je hoe je het voltooid deelwoord correct spelt.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordspelling
We beginnen bij het begin, namelijk het vinden van de persoonsvorm (pv). 

Om te weten of je een werkwoord met '-d' of '-t' schrijft, is het belangrijk om eerst de persoonsvorm te vinden. Zo weet je of het werkwoord dat je moet schrijven een persoonsvorm, een voltooid deelwoord, een onvoltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord is. 

Slide 8 - Tekstslide

Stap 1: persoonsvorm vinden
De persoonsvorm (pv) kun je dus op drie manieren vinden:
  1. een vraagzin maken, de persoonsvorm komt dan vooraan in de zin te staan;
  2. de tijdproef (tt-vt), de persoonsvorm verandert;
  3. de getalproef (ev-mv), de persoonsvorm én het onderwerp verandert. 

Slide 9 - Tekstslide

Stap 2: de ik-vorm
Bij de spelling van zowel de tegenwoordige tijd als de verleden tijd ga je uit van de ik-vorm.

 Hoe vind je de ik-vorm?
Je haalt van het hele werkwoord (het infinitief) de laatste twee letters (-en) weg.
VB: helpen - help

Soms moet je een extra letter weglaten of toevoegen of verandert er een letter.
VB: redden --> red
        vrezen --> vrees

Slide 10 - Tekstslide



Persoonsvorm         > T.T.
                                       


                                        > V.T.

Geen persoonsvorm  








 1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: veranderen van klank 
Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht
Bepaal of het in te vullen werkwoord wel of geen persoonsvorm is. Als het een persoonsvorm is, noteer die dan in de tegenwoordige tijd.


  1. Met een handdruk ... (overhandigen) de directeur alle leerlingen hun diploma.
  2. Wie heeft zich ... (verbazen) over jouw eerste plaats bij het hordelopen.
  3. De politie van deze stad ... (behandelen) elke misdaad even serieus.
  4. Sinds wanneer ... (vertalen) onze docent Engels romans in het Nederlands?
  5. Mijn opa's woning was ... (vervuilen) na het overlijden van zijn werkster.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
Bepaal of het in te vullen werkwoord wel of geen persoonsvorm is. Als het een persoonsvorm is, noteer die dan in de verleden tijd.


  1. Vanmorgen ... (melden) de krant dat leerlingen minder vakantieweken krijgen.
  2. De fabriek ... (lozen) haar vieze afvalwater rechtstreeks in de rivier.
  3. Na de marathon ... (vertonen) veel lopers tekenen van vermoeidheid.
  4. Max ... (vertellen) me dat hij al een kwartier op een taxi ... (wachten).
  5. De veulentjes ... (huppelen) door de wei en hun moeders ... (draven).

Slide 13 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord 
Een voltooid deelwoord geeft vaak aan dat een handeling is afgerond (voltooid). Bij het voltooid deelwoord staat een vorm van hebben, zijn of worden in de zin.

  1. Dat liedje heeft Minco ook gezongen.
  2. Is de wedstrijd al gespeeld?
  3. Op sommige scholen wordt weinig getoetst

Net zoals bij de persoonsvorm verleden tijd, gebruik je 't Kofschip om te bepalen of het gaat om een 'd' of 't'. 

Slide 14 - Tekstslide



Persoonsvorm         > T.T.
                                       


                                        > V.T.

Geen persoonsvorm   >    voltooid deelwoord ('t Kofschip)
                                          








 1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: veranderen van klank 
Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)

Slide 15 - Tekstslide

Max ... (vermoeden) al wel dat Moritz niet in het donker ... (durven) te rijden.
A
vermoede, durfde
B
vermoede, durfte
C
vermoedde, durfde
D
vermoedde, durfte

Slide 16 - Quizvraag

Gözde ... (vinden) snorkelen nog steeds geweldig, want ze ... (houden ) van gekleurde vissen.
A
vind, houd
B
vindt, houd
C
vind, houdt
D
vindt, houdt

Slide 17 - Quizvraag

De leraar ... (worden) gevreesd om zijn strengheid, dat niemand zelfs maar ... (fluisteren).
A
wordt, fluisterde
B
werd, fluisterde
C
word, fluisterde
D
word, fluisterte

Slide 18 - Quizvraag

Als je mijn les weer ... (verstoren), ... (worden) je onmiddellijk verwijderd.
A
verstoord, wordt,
B
verstoort, word
C
verstoort, wordt
D
verstoord, word

Slide 19 - Quizvraag

Is het woord dat je nog moet invullen een persoonsvorm of geen persoonsvorm?
Persoonsvorm
Geen persoonsvorm
1. Hoeveel geld ... (besteden) jij per jaar aan de kapper?
2. Kylian heeft de brief in het Engels ... (vertalen).
3. Volgens mij heeft de buschauffeur zich ... (vergissen)?

4. Natasja ... (bestellen) nieuwe fietsonderdelen online. 
5. Door de wind was een aantal bomen ... (ontwortelen). 
6. E-mails ... (beantwoorden) ik meestal meteen. 

Slide 20 - Sleepvraag

Ajax ... (onderhandelen) met FC Barcelona over een opzienbare transfer.
A
onderhandelt
B
onderhandeld
C
onderhandeldt

Slide 21 - Quizvraag

Jelle is net ... (herstellen) van een longontsteking.
A
herstelt
B
hersteld
C
hersteldt

Slide 22 - Quizvraag

De winnaar van The Voice heeft zich ... (ontpoppen)
A
ontpopt
B
ontpopd
C
ontpopdt

Slide 23 - Quizvraag

Renskes moeder ... (begeleiden) haar naar het modellenbureau.
A
begeleit
B
begeleid
C
begeleidt

Slide 24 - Quizvraag

Na de hardlooptraining heb ik me meteen ... (douchen)
A
gedoucht
B
gedouchd
C
gedouchdt

Slide 25 - Quizvraag

Hylke heeft zijn teen onhandig tegen de tafelpoot ... (stoten).
A
gestoot
B
gestooten
C
gestoten
D
gestootten

Slide 26 - Quizvraag

Elze heeft de klemmende deur ... (bijschaven).
A
bijgeschaaft
B
bijgeschaafd
C
bijgeschaafdt

Slide 27 - Quizvraag

De ... (uitbreiden) bakkerij heeft een gezellige koffiehoek.
A
uitgebreide
B
uitgebreidde

Slide 28 - Quizvraag

Naomi heeft lang ... (twijfelen) over haar profielkeuze.
A
getwijfelt
B
getwijfeld
C
getwijfeldt

Slide 29 - Quizvraag

De ... (verven) stoelen blijven zwart.
A
geverfte
B
geverfde
C
gevervte
D
gevervde

Slide 30 - Quizvraag

Eindopdracht
Je krijgt nu werkwoordsvormen door elkaar. Noteer het werkwoord in de juiste spelling. Kies indien mogelijk de tegenwoordige tijd. Tip: bepaal eerst om welke werkwoordsvorm het gaat.

  1. Linda heeft haar vriend vaak ... (bespieden), omdat ze hem niet ... (vertrouwen).
  2. Met .... (ontbloten) schouders ... (wachten) de gewonde militair tot de arts zijn wond zou ... (hechten).
  3. Met die vermomming probeer ik te ... (verhoeden) dat men mij ... (herkennen).
  4. Na de brand keken de gedupeerden ... (huilen) naar hun bezittingen, terwijl familieleden hen ... (troosten), maar dat ... (verzachten) hun leed nauwelijks.
  5. Een ... (beboeten) automobilist ... (ontbranden) vaak in woede jegens de agent die hem heeft ... (bekeuren).
  6. Jitske ... (vermoeden) nog steeds dat haar broer de erfenis ... (verkwisten).

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht deze les
Maak Spelling H4: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7 en 11.
           Spelling ww H4: opdr. 8 en 10

Klaar?
  • lezen in je leesboek;
  • maak een samenvatting van Spelling Hf. 1 t/m 4
  • oefen werkwoordspelling via CambiumNed
timer
30:00

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk H3F
Woensdag 12 april:
Spelling hf. 4: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7 en 11.
Spelling ww H4: opdr. 8 en 10


Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk H3E
Dinsdag 11 april:
Spelling hf. 4: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7 en 11.

Slide 34 - Tekstslide