In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welke symbool gebruiken we voor snelheid?
Slide 1 - Open vraag
Welke symbool gebruiken we voor afstand?
Slide 2 - Open vraag
Met welke formule kun je de afstand berekenen?
A
s = v x t
B
s = v/t
C
s = t/v
Slide 3 - Quizvraag
Met welke formule kun je de snelheid berekenen?
A
v = s x t
B
v = t / s
C
v = s / t
Slide 4 - Quizvraag
Bereken de afstand s in km. (t =4,373 s en v=343 m/s)
A
1500m
B
150
C
15
D
1,5
Slide 5 - Quizvraag
Bereken hoe diep de put is in m. (t=0,004 min en v=1234,8 km/h)
A
308,7
B
85,75
C
12
D
21
Slide 6 - Quizvraag
Johan rijdt met een snelheid van 28,5 m/s. Bereken de snelheid in km/u.
Slide 7 - Open vraag
Tom schaatst 1500 meter in 1min en 44 s. Bereken de gemiddelde snelheid in km/h.
Slide 8 - Open vraag
Een fiets heeft een bandomtrek van 125 cm. In 1 minuut draait de band 180 keer rond. Bereken de snelheid.
snelheid = omtrek x toerental
Slide 9 - Open vraag
Een auto rijd 25 km. Hij doet hier 20 minuten over. Bereken de gemiddelde snelheid in m/s.
Slide 10 - Open vraag
Ilhan woont 4500 m van school. Hij fietst in een kwartier van huis naar school.
Wat is de gemiddelde snelheid van Ilhan in m/s? Schrijf de hele berekening op.
Slide 11 - Open vraag
Op de snelweg is er soms trajectcontrole. De snelheid van een auto wordt over een langer stuk gemeten. Door de gemiddelde snelheid te berekenen kijkt het systeem of er een bekeuring uitgeschreven moet worden. Er wordt gemeten over 15 kilometer. De maximale snelheid is op dat stuk 100 km/u. Een automobilist doet 8 minuten over dat stuk. Krijgt hij een bekeuring?