In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Zinsdelen
- Je kunt een zin in stukjes verdelen. Dit zijn zinsdelen.
- Een zinsdeel kan bestaan uit één woord of uit een groepje woorden.
- Let op! Vóór de pv kan maar één zinsdeel staan!
Hussel de zinnen door elkaar.
Ik loop morgen naar school.
Morgen loop ik naar school.
Naar school loop ik morgen.
Je geeft de zinsdelen aan door er streepjes tussen te zetten.
Jan / koopt / een boek.