WRE 2TN - Cursus 7 WW-spelling - Voltooid deelwoord

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Boek kan in de tas blijven.
  • Inloggen LessonUp.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Boek kan in de tas blijven.
  • Inloggen LessonUp.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - Werkwoordspelling
1. Lesdoelen
2. Test over werkwoordspelling
3. Herhaling werkwoord in TT
4. Voltooid deelwoord (uitleg)
5. Werkblad maken + nakijken
6. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je leert de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen;
  • Je leert het voltooid deelwoord spellen.
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Link

https://www.meesterklaas.nl/quiz/d-of-t
Maak een screenshot van de door jou gemaakte quiz waarop je score in beeld is.
Klaar? Maak alvast de opdrachten op blz. 230 (B) of 238 (K)
timer
7:00

Slide 5 - Open vraag

Score van 90% of hoger, dan mag je kiezen of je mee doet of dat je de les zelfstandig doorneemt.
Persoonsvorm TT
ik, .... jij
Persoonsvorm TT
ik, .... jij 

jij 

hij/zij/het 

meervoud 
ik-vorm/stam

ik-vorm + t

ik-vorm + t

'infinitief' 
fiets      word      loop 

fietst    wordt      loopt

fietst     wordt      loopt

fietsen  worden  lopen
werkwoorden die eindigen op dt komen dus alleen voor bij de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd van jij + hij/zij/het. De stam van het werkwoord moet dan wel op een d eindigen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe spel je deze werkwoorden in de TT?
1. Mijn ouders ............................. (afspreken) met mijn oma.
2. Hij ............................. (vinden) dat de docent geen fijne uitleg ............................. (geven).
3. ............................. (horen) je wel wat je zegt?
4. ............................ (begrijpen) je vader het probleem?
5. Sanne ............................. (worden) morgen 18 jaar. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schema om de regels voor de werkwoordspelling toe te passen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een voltooid deelwoord?

Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend →  De regen is voorbij, het is nu droog.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?

  • Het heeft altijd een ander werkwoord erbij
    (hebben, zijn of worden).
  • Begint bijna altijd met ge-.

Voorbeelden:
Ik ben gebleven, ik heb gehuild, ik word gezocht

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De uitgang bepalen
- gezaagd
- bezocht
- ontvangen

Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je nog?
Zwakke werkwoorden
blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.

Sterke werkwoorden 
heben de kracht om in de verleden tijd van klank te veranderen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De uitgang bepalen
  • Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij de sterke werkwoorden.
  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij de zwakke werkwoorden.



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'T eX-KoFSCHiP
Twijfel je?
Als de laatste letter van de stam voorkomt in
't
ex-kofschip, schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d.

Slide 15 - Tekstslide

Deze regel is bij de verleden tijd al aan bod geweest.
Zelfstandig werken
Wat:
Maak het werkblad werkwoordspelling.
Hoe:
Zelfstandig. Zet de antwoorden op het antwoordenblad.
Hulp:
Theorie op blz. 230 (B) of 238 (K) 
Tijd:
10 minuten.
Na 10 minuten gaan we het nakijken.
Klaar:
Je kunt alvast de volgende opdrachten maken
Basis: opdr. 1 tot en met 4 (blz. 230-231)
Kader: opdr. 1 tot en met 5 (blz. 238-239)
ZELFSTANDIG WERKEN
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je leert de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen;
  • Je leert het voltooid deelwoord spellen.
Lesdoelen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies