Voorstellen

Guten Tag!
Je hebt voor deze les de volgende punten nodig.
- een schrift
- een pen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag!
Je hebt voor deze les de volgende punten nodig.
- een schrift
- een pen

Slide 1 - Tekstslide

Vorstellen
Aan het eind van deze les, weet je wat deze drie onderstaande woorden betekenen. Ook kun jij je dan zelf voorstellen.
- Name
- Alter
- Wohnort

Slide 2 - Tekstslide

Vorstellen
Kijk het filmpje nog een keer en beantwoord de volgende vragen.
  1. Hoe vaak stelt James Bond zich in totaal voor?
  2. Hoe vaak stelt James Bond zich met Mein Name ist Bond voor?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zeg je in het Duits.
Ik ben

Slide 4 - Open vraag

Hoe zeg je in het Duits.
Mijn naam is

Slide 5 - Open vraag

Hoe vraag je in het Duits.
Wat is jouw naam?
A
What iss dein Name?
B
What ist your Name?
C
Was ist dein Name?
D
Wat iss dein Name?

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vraag je aan iemand in het Duits:
Wie ben jij?
A
Wie bist du?
B
Wer bist du?
C
Wo bist du?
D
Wann bist du?

Slide 7 - Quizvraag

Wer
in het Duits betekent dus...?

Slide 8 - Open vraag

Wat is de vertaling van:
Wie heißt du?

Slide 9 - Open vraag

Wie
in het Duits betekent dus...?

Slide 10 - Open vraag

Vorstellen
Maak een aantekening in je schrift. Schrijf er boven voorstellen. Neem deze 6 zinnen over zoals ze hier ook staan.

Was ist dein Name?                Mein Name ist 
Wie heißt du?                          Ich heiße
Wer bist du?                            Ich bin



Slide 11 - Tekstslide

Alter
Op de volgende pagina staat de aantekening over Alter
Dat betekent leeftijd. Neem dat gedeelte van de aantekening goed over in je schrift onder het gedeelte Vorstellen

Na het overnemen, bestudeer je het goed. Zodat jij er vragen over kunt beantwoorden.


Slide 12 - Tekstslide

Alter
Wie alt bist du?                                              Ich bin .... Jahre alt.
Was ist dein Alter?                                        Mein Alter ist .....



11 elf
12 zwölf
13 dreizehn

Slide 13 - Tekstslide

Mein Alter ist
Wat is de vertaling naar het Nederlands?

Slide 14 - Open vraag

Wat is twaalf in het Duits?
A
zwölf
B
twolf
C
twelve
D
twälf

Slide 15 - Quizvraag

Wat is dertien in het Duits?
A
derteen
B
dreiteen
C
dreizehn
D
drieten

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de vertaling van:
Hoe oud ben jij?
A
How olt bis du?
B
Wie oalt is du
C
How oalt bis du?
D
Wie alt bist du?

Slide 17 - Quizvraag

Wohnort
Op de volgende pagina staat de aantekening over Wohnort
Dat betekent woonplaats. Neem dat gedeelte van de aantekening goed over in je schrift onder het gedeelte Alter

Na het overnemen, bestudeer je het goed. Zodat jij er vragen over kunt beantwoorden.


Slide 18 - Tekstslide

Wohnort
Wo wohnst du?                      Ich lebe in...
                                                      Ich wohne in...
                                                      Ich komme aus...   
Woher kommst du?             Ich wohne/lebe in den Niederlanden.

Slide 19 - Tekstslide

Ich lebe in
Ich wohne in
Ich komme aus
Ik woon in
Ik leef in
Ik kom uit

Slide 20 - Sleepvraag

Wat bekent de zin
Woher kommst du?
A
Waar kom jij?
B
Waar kom je vandaan?
C
Waar ga je heen?
D
Waar kom je uit?

Slide 21 - Quizvraag

Name-Alter-Wohnort
Als het goed is, ken je nu de vertaling van de drie bovenstaande woorden. Ook heb je er nu een aantekening van in je schrift.

Op de volgende pagina staat een filmpje. Luister goed naar het filmpje, zodat je weet hoe je de zinnen kunt/moet uitspreken.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Leestekst
Op de volgende pagina, komt een leestekst. Lees de leestekst goed door. Daaronder staan dan vier stellingen. Klik iedere keer de juiste stelling aan. Er is maar één stelling juist.

Slide 24 - Tekstslide


A
Moritz is dertien
B
Moritz is veertien
C
Moritz is bijna veertien
D
Moritz is bijna vijftien

Slide 25 - Quizvraag


A
Moritz woont in Berlin
B
Moritz woont in Bamberg
C
Moritz woont in Bremen
D
Moritz woont in Bitburg.

Slide 26 - Quizvraag


A
Moritz heeft één zus
B
Moritz heeft één zusje
C
Moritz heeft twee zusjes
D
Moritz heeft twee zussen

Slide 27 - Quizvraag


A
Moritz heeft instagram
B
Moritz heeft facebook
C
Moritz heeft geen telefoon
D
Moritz heeft whatsapp

Slide 28 - Quizvraag


A
Moritz heeft geen huisdieren
B
Moritz heeft één kat
C
Moritz heeft twee katten
D
Moritz heeft een allergie

Slide 29 - Quizvraag


A
Bianca ist zwölf
B
Bianca ist vierzehn
C
Bianca ist dreizehn
D
Bianca ist fünfzehn

Slide 30 - Quizvraag


A
Bianca heeft groene ogen en blonde haren
B
Bianca heeft bruine ogen en bruine haren
C
Bianca heeft blauwe ogen en bruine haren
D
Bianca heeft blauwe ogen en blonde haren

Slide 31 - Quizvraag


A
Bianca heeft geen broers/zussen
B
Bianca heeft één broer
C
Bianca heeft één zus
D
Bianca heeft twee zussen.

Slide 32 - Quizvraag


A
Bianca heeft geen hobby.
B
Bianca heeft als hobby voetbal.
C
Bianca heeft als hobby zwemmen.
D
Bianca heeft als hobby voetbal en zwemmen.

Slide 33 - Quizvraag

Name-Alter-Wohnort
Als het goed is, ken je nu de vertaling van de drie bovenstaande woorden. Ook heb je er nu een aantekening van in je schrift.

Slide 34 - Tekstslide

Uitspraak?
Wie alt bist du?                                           Ich bin .... Jahre alt.
Was ist dein Alter?                                    Mein Alter ist .....
Wie alt bist du?                                           Ich bin .... Jahre alt.
Was ist dein Alter?                                     Mein Alter ist .....                                  
Woher kommst du?                                   Ich wohne/lebe in den Niederlanden. 
Wo wohnst du?                                            Ich wohne in 
                                                                            Ich lebe in
                                                                            Ich komme aus...    

Slide 35 - Tekstslide

Vorstellen
Wie heißt du?
Ich heiße .....
Wie alt bist du?
Ich bin ...... Jahre alt.
Wo wohnst du?
Ich wohne in .....
Stell dich vor an deinem Nachbarn links und rechts.
timer
2:00

Slide 36 - Tekstslide