Pedagogiek les 7 Interactievaardigheden

Interactievaardigheden
Lesweek 7
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Interactievaardigheden
Lesweek 7

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Toets

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
  • Afgelopen weken stond er elke week een interactievaardigheid centraal. Je hebt geleerd aan de hand van opdrachten hoe je, als pedagogisch medewerker, die interactievaardigheden kunt verbeteren en toepassen. 
  • Daarnaast hebt je geoefend in de praktijk aan de hand van je BPV opdracht. Je begeleider heeft je geobserveerd, de checklist gebruikt en die met elkaar bekeken en besproken. In een reflectieverslag hebt je laten zien wat je van je ervaringen hebt geleerd en wat je nog wil leren. 
  • We sluiten deze periode nu af met een eindopdracht; "Spelactiviteiten". 

Slide 4 - Tekstslide

Eindopdracht spelactiviteiten

Slide 5 - Tekstslide

Waarom is spel belangrijk?

Slide 6 - Open vraag

Spel is belangrijk
  • Spel is een belangrijke vorm van leren voor alle mensen, jong en oud, maar zeker voor jonge kinderen. Met spel kan je verschillende ontwikkelingsgebieden stimuleren. Het is een manier om je zelf en je omgeving te leren kennen. Je kunt nieuwe vaardigheden en kennis uit proberen in een vertrouwde en/ of vereenvoudigde omgeving. 
  • Spelen stimuleert de sociale ontwikkeling wanneer kinderen samen spelen. Ze leren om samen te spelen en met regels en frustraties om te gaan. Vragen om mee te doen, wachten op je beurt, geven en nemen, leren om met verlies om te gaan. Goed voor het opdoen van sociale vaardigheden en het omgaan met emoties.

Slide 7 - Tekstslide

 Door te spelen leren kinderen interactievaardigheden. Ook blijkt dat pedagogisch medewerkers aan de hand van spel hun  interactievaardigheden verbeteren.  

Slide 8 - Tekstslide

Als pedagogisch medewerker kan je op verschillende manieren betrokken zijn in het spel:

•Als medespeler: De kinderen hebben de leiding van het verloop van het spel. Al pedagogisch medewerker ben je een model, je laat zien wat je kunt doen, hoe je gesprekken voert en hoe je met elkaar omgaat. Tip: kies een kleine (kortdurende) rol binnen een rollenspel.
•Als spelleider: Als spelleider in het spel heb je meer invloed. Deze rol kun je gebruiken om het spel te verlengen en te verrijken door bijvoorbeeld nieuweattributen of (deel-)thema’s in te brengen of door het verhaal een andere wending te geven. 
•Als regisseur: Je staat buiten het spel en geeft aanwijzingen en advies. Tip: aan het begin van het spel kan je deze rol gebruiken om het spel te structureren door met de kinderen te overleggen wat en hoe ze het gaan doen en wie of wat ze nodig hebben. 
•Als waarnemer: Op non-verbale wijze kan je laten zien wat je van het spel vindt. Je kunt duidelijk (glim-)lachen als je het goed vindt gaan. Tip: deze rol kun je goedgebruiken om te bevestigen en te belonen. Daarnaast krijg je informatie die je kuntgebruiken om vervolgens een andere rol in het spel aan te nemen

Slide 9 - Tekstslide

Eindopdracht: spel activiteiten 
Bij dit onderdeel sluit je aan bij je eigen BPV. De activiteiten kun je wel samen met je studiegroepje bedenken, maar de activiteit moet aansluiten bij de leeftijdsgroep van de kinderen met wie je werkt.

Maak groepjes van 3 die op dezelfde groep stage lopen. Werk gezamenlijk drie activiteiten uit die bijdragen aan een positief klimaat. Ga op zoek naar liedjes, verhalen, oefeningen en spelletjes die de positieve omgang tussen de kinderen in de groep bevorderen of bijdragen aan hun zelfvertrouwen.
• zangactiviteit
• lees - taalactiviteit
• spelactiviteit in de groep
• knutselen
• activiteit met actief lichamelijk spel
• vrij spel (denk aan aanbod van materialen).

Verwerk deze liedjes, verhalen en spelletjes in de activiteiten. Let er wel op dat ieder lid van jullie groep in elk geval een activiteit in het eigen leerbedrijf kan uitvoeren.

Slide 10 - Tekstslide

Geef bij de beschrijving van iedere spelactiviteit aan:
• wat je gaat doen
• hoe je structuur aanbrengt in de activiteit
• hoelang iedere activiteit duurt
• hoe je begint en hoe je eindigt
• hoe je de kinderen uitleg geeft over het spel
• welke interactievaardigheden je zou toepassen bij de uitvoering van het programma en
waarom je juist hier kiest voor deze interactievaardigheden
• of het een nieuw spel is of een spel dat de kinderen (gedeeltelijk) al kennen
• welke materialen je gebruikt.
Controle
• presentatie waarin de spelactiviteiten in detail zijn  uitgewerkt
• beeldmateriaal over de invulling van het programma
• tijdens de presentatie benoemen van interactievaardigheden 

Slide 11 - Tekstslide