Grammaire D et H chapitre 6 GL


GRAMMAIRE
D et H
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


GRAMMAIRE
D et H

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les:

  • Kan je De werkwoorden op -re vervoegen
  • Kan je het vraagwoord QUEL op de juiste wijze  gebruiken in een zin in het Frans.

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden die eindigen op -re
répondre (antwoorden)
rendre (teruggeven)
entendre (horen)
perdre (verliezen)
vendre (verkopen)
attendre (wachten)

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoorden -re
1. Stam van het werkwoord [ => -re]
2. Zet de juiste uitgang er achter
voorbeeld: attendre = wachten

uitgangen: s, s, -, ons,
           ez,ent

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden 
op -re
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
s
s
-
ONS
EZ
ENT

Slide 6 - Sleepvraag

jij verkoopt (vendre)
A
tu vends
B
tu vendre
C
il vend
D
tu as vendu

Slide 7 - Quizvraag

wij wachten (attendre)
A
vous attendez
B
nous attendons
C
nous attendions
D
ils attendent

Slide 8 - Quizvraag

hij antwoordt
A
il répond
B
vous répondez
C
il réponds
D
ils répondent

Slide 9 - Quizvraag

vertaal: zij (m) horen (entendre)

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

passé composé
werkwoord - er (chanter)

J'ai chanté
tu as chanté
il/elle a chanté
nous avons chanté
vous avez chanté
ils/elles ont chanté
passé composé
werkwoord -re (répondre)

J'ai répondu
tu as répondu
il/elle a répondu
nous avons répondu
vous avez répondu
ils/elles ont répondu

Slide 12 - Tekstslide

ik heb gewacht (attendre)
A
je suis attendu
B
j'ai attendu
C
tu as attendu
D
j'ai attendre

Slide 13 - Quizvraag

wij hebben verloren (perdre)
A
vous avez perdu
B
ils ont perdu
C
nous avons perdu
D
nous sommes perdu

Slide 14 - Quizvraag

hij heeft geantwoord (répondre)

Slide 15 - Open vraag

Het vraagwoord quel

Quel = welk(e)/wat

Quel past zich aan het zelfstandig naamwoord aan waar het bij hoort.

Quel est ton plat (m) préféré?

Quelle est ta matière (v) préférée?

Quels sont tes pays (mv m) préférés?

Quelles sont tes villes (mv v) préférées?


Slide 16 - Tekstslide

Wat of welke?
        quel / quelle / quels / quelles   +   vorm van être is  =  wat
Quelle est ta matière préférée?  =  Wat is je lievelingsvak?
Quel est ton plat préféré?              =  Wat is je lievelingsgerecht?
Quels sont vos hobbys?                =  Wat zijn uw hobbys?
                  In alle andere gevallen betekent het welk(e).
Quel livre tu préfères?     Welk boek heb jij het liefst?
Quelle maison est la plus belle?  Welk huis is het mooist?

Slide 17 - Tekstslide

Quelle surprise!!
QUEL-QUELLE-QUELS-QUELLES 
zonder werkwoord en
(vaak) met een uitroepteken
WAT EEN VERRASSING!!!!!

Slide 18 - Tekstslide

Quel gevolgd door 'est of sont' betekent
A
welke
B
wat

Slide 19 - Quizvraag

....... sport?
A
quels
B
quelle
C
quel
D
quelles

Slide 20 - Quizvraag

......... matières (v mv)?
A
quel
B
quelles
C
quels
D
quelle

Slide 21 - Quizvraag

........classe?
A
quel
B
quels
C
quelles
D
quelle

Slide 22 - Quizvraag


............... est ton jean préféré?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 23 - Quizvraag

......... sont tes matières préférées?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 24 - Quizvraag

........est le pays le plus peuplé du monde?
A
quels
B
quelle
C
quel
D
quelles

Slide 25 - Quizvraag

Choisis : quel / quelle / quels / quelles

Tu vas acheter ..... voiture?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 26 - Quizvraag

Is het quel/quelle/quels/quelles:
............... est ta pizza préférée?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 27 - Quizvraag

Choisis : quel / quelle / quels / quelles

Tu as ... âge ?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 28 - Quizvraag

Is het quel/quelle/quels/quelles
............... est ton jean préféré?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 29 - Quizvraag

La fin

Slide 30 - Tekstslide