Past Simple vs. Present Perfect (can/could/to be able to/to be allowed to) HV2


Past Simple vs Present Perfect
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Past Simple vs Present Perfect

Slide 1 - Tekstslide

Review grammar
CAN
COULD
TO BE ABLE TO
TO BE ALLOWED TO

Slide 2 - Tekstslide

Can, could, be able to, be allowed to

Slide 3 - Tekstslide

CAN
COULD
BE ABLE TO
BE ALLOWED TO
kunnen /in staat zijn 
mogen/ toestemming krijgen
kunnen/ mogen/ mogelijk zijn 
zou kunnen/ zou mogen 
of konden/mochten

Slide 4 - Sleepvraag

can 
could
be able to 
be allowed to
= kunnen / mogen 





= present simple

= zou kunnen, verleden tijd van can, beleefd vragen 



= present + past simple 
= kunnen / in staat zijn 





= alle tijden (vooral future > will be able to)
= mogen / toestemming vragen  of hebben




= alle tijden (vooral future > will be allowed to)

Slide 5 - Tekstslide

Mum says that I ____ (to go) out by myself next year. But this year they won't let me.
A
can go
B
could go
C
will be able to go
D
will be allowed to go

Slide 6 - Quizvraag

Person A: I can't find my parents.
Person B: They ___________ (to be) at home.
A
can be
B
are able to be
C
could be
D
will be allowed to be

Slide 7 - Quizvraag

Look at her! What is she doing? She __________ (not - to play) football.
A
can't play
B
is not able to play
C
could not play
D
is not allowed to play

Slide 8 - Quizvraag

We ___________ (to talk) during the test. If you talk, you have to hand in your test.
A
cannot talk
B
are not able to talk
C
could not talk
D
are not allowed to talk

Slide 9 - Quizvraag

I'm sick but I think that I _________ (to attend) class next week.
A
can attend
B
will be able to attend
C
could attend
D
will be allowed to attend

Slide 10 - Quizvraag

Excuse me, miss. ___________ I have a look at that new book, please?

Slide 11 - Open vraag

could
to be able to
to be allowed to
can
zou kunnen
zou mogen
konden
mochten
kunnen, in staat zijn tot
mogen,
toestemming krijgen
kunnen,
mogen,
mogelijk zijn

Slide 12 - Sleepvraag

He .... break bricks with his bare hands when he was younger
A
can
B
could
C
was able
D
is able to

Slide 13 - Quizvraag

I'm afraid I .....come to your party next week.
A
could
B
can't
C
can
D
couldn't

Slide 14 - Quizvraag

I looked everywhere but I ......not find my watch.
A
can
B
could

Slide 15 - Quizvraag

Past simple
gebruik / vorm / ezelsbruggetje

Slide 16 - Tekstslide

past simple: bevestigen
- Gebruik:
   - verleden
> helemaal voorbij
   - je weet wanneer het gebeurde
   - het is afgesloten / afgerond

- Vorm:
    - regelmatige werkwoorden + ed
    - onregelmatige werkwoorden > 2e rijtje




Slide 17 - Tekstslide

past simple: vragen en ontkennen

- Vorm:

    - Did + hele werkwoord
      

- Vorm:
    - didn't (did not) + hele werkwoord



Vragen:
Ontkennen:

Slide 18 - Tekstslide

past simple: ezelsbruggetje

Slide 19 - Tekstslide

past simple: ezelsbruggetje
Waldy

When, Ago, Last ... , Days/Dates, Yesterday/Year

Slide 20 - Tekstslide

Past simple

Slide 21 - Tekstslide

I lived in London.
I have lived in London.
Present Perfect
Past Simple

Slide 22 - Sleepvraag

I learned my lesson.
I have learned my lesson and Will never do that again.
Present Perfect
Past Simple

Slide 23 - Sleepvraag

Past Simple of
to work?
A
works
B
worked
C
working

Slide 24 - Quizvraag

Past Simple of
to see?
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 25 - Quizvraag

Present perfect
gebruik / vorm / ezelsbruggetje

Slide 26 - Tekstslide

present perfect: gebruik en vorm
- Gebruik:
   - verleden begonnen, nu nog bezig

   - verleden gebeurd, nu nog merkbaar
   - iets uit het verleden is nu nog belangrijk
- Vorm:
    - have / has (he-she-it) + voltooid deelwoord
       - regelmatige werkwoorden + ed
       - onregelmatige werkwoorden > 3e rijtje




Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

present perfect: ezelsbruggetje

Slide 29 - Tekstslide

present perfect: ezelsbruggetje
FYNE JAS

For, Yet, Never, Ever
Just, Already (Always), Since

Slide 30 - Tekstslide

Present perfect

Slide 31 - Tekstslide



past simple:
- voorbij
- je weet wanneer
- WALDY
- w.w. + ed
- 2e rijtje
- ? = did + w.w.
- - = didn't + w.w.


present perfect:
- nog bezig / merkbaar
- nu nog belangrijk
- FYNE JAS
- have/has + w.w. + ed
- have/has + 3e rijtje
- he/she/it = has
- I/you/we/they = have
past simple vs. present perfect

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Past Simple vs Present Perfect

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

They (to be) home last night

Slide 36 - Open vraag

He (live) here since 1990.

Slide 37 - Open vraag

The dog (to bite) the man yesterday.

Slide 38 - Open vraag

I (just / to finish) building this car.

Slide 39 - Open vraag

He (to play) videogames since he was a child.

Slide 40 - Open vraag

She (to buy) an umbrella yesterday.

Slide 41 - Open vraag

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Slide 44 - Link

Slide 45 - Link

Slide 46 - Link

Slide 47 - Link

Slide 48 - Link

Part 4: Practise with irregular verbs
2 slides

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Link