Zinsdelen

Zinsontleding
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Zinsontleding

Slide 1 - Tekstslide

Noteer de werkwijze om zinnen te ontleden.

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Video

WWG/NWG?
Bepaal of onderstaande zinnen WWG/NWG zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Niemand werd uitgesloten.
A
WWG
B
NWG

Slide 5 - Quizvraag

Mijn vriend wil leraar worden.
A
WWG
B
NWG

Slide 6 - Quizvraag

Tomas is timmerman.
A
WWG
B
NWG

Slide 7 - Quizvraag

Jan heeft naar buiten gekeken.
A
WWG
B
NWG

Slide 8 - Quizvraag

Emma is aan het tekenen.
A
WWG
B
NWG

Slide 9 - Quizvraag

De leerkracht schijnt met de zaklamp.
A
WWG
B
NWG

Slide 10 - Quizvraag

Hij blijkt al lang dood te zijn.
A
WWG
B
NWG

Slide 11 - Quizvraag

Het is warm.
A
WWG
B
NWG

Slide 12 - Quizvraag

Het werd een groot succes.
A
WWG
B
NWG

Slide 13 - Quizvraag

Benoem onderstaande zinsdelen
benoem de zinsdelen die tussen haakjes staan.

Slide 14 - Tekstslide

De leraar (gaf) me al lachend een onvoldoende.
A
onderwerp
B
persoonsvorm

Slide 15 - Quizvraag

Wij (hebben) gisteren een computer (gekocht).
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
WWG
D
NWG

Slide 16 - Quizvraag

Je (bent een schat).
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
WWG
D
NWG

Slide 17 - Quizvraag

Hij is (een deugniet).
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
WWG
D
NWD

Slide 18 - Quizvraag

Benoem de delen van het WWG.
- pv                                                                                     - pv + te inf. 
- pv + adpv                                                                      - pv + aan het + inf.
- pv + VD                                                                          - pv + wdn. vn.
- pv + inf. 

Slide 19 - Tekstslide

Zij hield haar pen vast.

A
pv
B
pv + inf.
C
pv + adpv
D
pv + wdn. vn.

Slide 20 - Quizvraag

Ik schaamde me.
A
pv
B
pv + inf.
C
pv + adpv
D
pv + wdn. vn.

Slide 21 - Quizvraag

Gisteren was ik aan het wandelen aan het water.
A
pv
B
pv + inf.
C
pv + aan het + inf.
D
pv + te inf.

Slide 22 - Quizvraag

Hij loopt graag snel.
A
pv
B
pv + inf.
C
pv + VD
D
pv + wdn. vn.

Slide 23 - Quizvraag

Wij gaan morgen sporten.
A
pv
B
pv + inf.
C
pv + VD
D
pv + adpv

Slide 24 - Quizvraag