1B3 - 9 maart 2023 - eerste 15 woorden herhalen en woordenspel (uitbeelden) achternaam tm elkaar

Woordenschat
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

de achternaam
  • de naam van je familie
  • voornaam <--> achternaam
  • de achternaam - de achternamen
  • zin: Hij heet Henk Bosch. Henk is zijn voornaam en Bosch is zijn achternaam

Slide 2 - Tekstslide

altijd
  • iedere keer
  • altijd <---> nooit
  • zin: Als hij op bezoek komt, neemt hij altijd taart mee! 

Slide 3 - Tekstslide

het antwoord
  • iets wat je zegt als je een vraag krijgt
  • het antwoord - de antwoorden
  • zin: De docent geeft antwoord op de vraag van de leerling. 

Slide 4 - Tekstslide

belangrijk
  • het is belangrijk om iedere dag op school te komen
  • het is belangrijk om Nederlands te leren
  • zin: De minister-president is de belangrijkste man van Nederland. 

Slide 5 - Tekstslide

bijna
  • niet helemaal
  • zin: Mijn oma is bijna tachtig jaar. Volgende week is ze jarig. 

Slide 6 - Tekstslide

bijvoorbeeld
  • je noemt niet alles, maar een of twee
  • zin: Er zijn verschillende soorten fruit. Bijvoorbeeld een appel of een banaan. 

Slide 7 - Tekstslide

de broer
  • een jongen of een man met dezelfde ouders als jij
  • de broer -  de broers
  • zin: Mijn ouders hebben drie kinderen. Mijn broer, mijn zus en ik. 

Slide 8 - Tekstslide

de club
  • groep mensen die samen iets doen, bijvoorbeeld een voetbalclub
  • de club -  de clubs
  • zin: Als je lid bent van een club, is dat goed voor je Nederlands. 

Slide 9 - Tekstslide

de dag
  • tijd dat het buiten licht is
  • de dag <---> de nacht
  • de dag -  de dagen
  • zin: Een week heeft zeven dagen. Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag

Slide 10 - Tekstslide

dansen

Slide 11 - Tekstslide

de deur

Slide 12 - Tekstslide

direct

Slide 13 - Tekstslide

de docent

Slide 14 - Tekstslide

doen
Wat doe jij in het weekend?
In het weekend speel ik  voetbal.

Wat doe jij in de ochtend?

Slide 15 - Tekstslide

elkaar
Wij helpen elkaar

Slide 16 - Tekstslide

30 seconds
timer
0:30

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Zinnen maken

Slide 19 - Tekstslide

Doel van deze les:
- Een korte zin schrijven
- De persoon en het werkwoord op de goede plaats.

Slide 20 - Tekstslide

1 Wie - 2 doetwat

Ik bel de docent.
Ik ga niet naar school.
Wij werken thuis
Wij hebben een afspraak bij de GGD.

Slide 21 - Tekstslide

je belt de docent
je stuurt een bericht

Slide 22 - Tekstslide

Bij de volgende dia's:
kies de persoon
1

Slide 23 - Tekstslide

De leerlingen hebben geen school.
A
hebben
B
geen
C
De leerlingen
D
school

Slide 24 - Quizvraag

Mijn vader houdt van voetbal.
A
Mijn vader
B
van
C
houdt
D
voetbal

Slide 25 - Quizvraag

Mijn zus kan goed zingen.
A
goed
B
Mijn zus
C
kan
D
zingen

Slide 26 - Quizvraag

Mijn vriendin is heel aardig.
A
heel
B
aardig
C
is
D
Mijn vriendin

Slide 27 - Quizvraag

De kinderen lopen naar de bioscoop.
A
naar
B
de bioscoop
C
lopen
D
De kinderen

Slide 28 - Quizvraag

Bij de volgende dia's:
kies het werkwoord
2

Slide 29 - Tekstslide

Wij schrijven de woorden.
A
Wij
B
woorden
C
schrijven
D
de

Slide 30 - Quizvraag

Wij lezen een boek.
A
een
B
wij
C
boek
D
lezen

Slide 31 - Quizvraag

Wij vragen de docent om hulp.
A
vragen
B
wij
C
de docent
D
om hulp

Slide 32 - Quizvraag

loopt - op de stoep - hij

Slide 33 - Open vraag

met het potlood - hij - schrijft

Slide 34 - Open vraag

mooi - zingen - de kinderen

Slide 35 - Open vraag

belt - de leerling - met zijn telefoon

Slide 36 - Open vraag

de les was
A
makkelijk
B
soms makkelijk, soms moeilijk
C
moeilijk

Slide 37 - Quizvraag

Disk

Werkboek

Slide 38 - Tekstslide