4H 2021 flex mengen en oplosbaarheid

mengen en oplosbaarheid
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

mengen en oplosbaarheid

Slide 1 - Tekstslide

wat is de concentratie in de volgende oplossingen.
stel dat elk rondje wat je ziet
 1 gram voorstelt.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

A 19 gram in 100 ml = 190 g/L
B  20 gram in 200 ml = 100 g/L
C  20 gram in 500 ml = 40 g/L
D  20 gram in 1000 ml = 20 g/L
E    4 gram in 200 ml = 20 g/L
F    4 gram in 1000 ml = 4 g/L

Slide 4 - Tekstslide

je lost 5 gram suiker op in 250 ml.
wat is de concentratie in g/L?
A
20 g/L
B
5 g/L
C
25 g/L
D
10 g/L

Slide 5 - Quizvraag

Huishoudazijn bevat 4 massa% azijnzuur.
Hoeveel gram azijnzuur zit in een fles die 800 g huishoudazijn bevat?
A
4 gram
B
8 gram
C
16 gram
D
32 gram

Slide 6 - Quizvraag

Oplosbaarheid
  • Hoeveel gram van stof maximaal  kan oplossen in 1 L water van bepaalde temperatuur.
  • Stoffen die goed oplossen hebben hoge oplosbaarheid.
  • Stoffen die slecht oplossen hebben lage oplosbaarheid.

Slide 7 - Tekstslide

1. Een vaste stof in een vloeistof die niet mengen
2. Een mengsel van een vaste stof in een vloeistof die wel mengen
3. Een vloeistof in een vloeistof die niet mengen
4. Een vloeistof die makkelijk oplost in water
5. Een vloeistof die moeilijk oplost in water
6. Een hulpstof die ervoor zorgt dat een emulsie mengt.
Emulsie
Oplossing
Emulgator
Suspensie
Hydrofoob
Hydrofiel

Slide 8 - Sleepvraag

Noem een stof die een
hoge oplosbaarheid heeft.

Slide 9 - Woordweb

Soorten oplossingen

- Onverzadigd (A)

- Verzadigd (B)

- Suspensie (C)

Slide 10 - Tekstslide

Juist of onjuist:
oplosbaarheid is temperatuurafhankelijk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Als de temperatuur van het oplosmiddel wordt verhoogd, wat gebeurt er dan met de oplosbaarheid?

Slide 12 - Tekstslide

Wat gebeurt er met de oplosbaarheid van keukenzout ( NaCl(s) ) als de temperatuur wordt verlaagd?
A
Deze blijft gelijk
B
Deze wordt hoger
C
Deze wordt lager

Slide 13 - Quizvraag

Oplosbaarheid zuurstof (g) bij 80℃ is 25,1 mg/kg.
In 0.50 kg water is 15 mg zuurstof toegevoegd.
Wat is deze oplossing?
A
Onverzadigd
B
Verzadigd

Slide 14 - Quizvraag

Oplosbaarheid zuurstof (g) bij 80℃ is 25,1 mg/kg.
Als je het water afkoelt naar 25℃, zal er dan meer of minder zuurstof opgelost zijn in het water?
A
meer
B
minder

Slide 15 - Quizvraag

Een verzadigde oplossing van zout wordt verwarmd. Kan deze oplossing onverzadigd worden?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Je ziet hier ethaanzuur.
Wat voor bindingen kan ethaanzuur niet met andere moleculen aangaan?
A
VDW
B
atoombindigen
C
H-bruggen met zichzelf
D
H-bruggen met water

Slide 17 - Quizvraag


Je ziet hier ethaanzuur.
Zal dit oplossen in water en/of hexaan (C₆H₁₄)?
A
zowel in water als hexaan
B
wel in water, niet in hexaan
C
niet in water, wel in hexaan
D
niet in water, niet in hexaan.

Slide 18 - Quizvraag

Vul het verhaaltje in!
Hexaan kan (                          )    goed mengen met water, doordat hexaan geen  (                                  )    kan vormen. 
Water kan dit (                                )    , hierdoor is water een      (                                    )   stof. 
wel
niet
waterstofbruggen
hydrofobe
hydrofiele
vanderwaalsbindingen

Slide 19 - Sleepvraag