In 1993 ging de EG verder onder de nieuwe naam, Europese Unie. De EU had toen al twaalf landen en in de loop der jaren komen er nog veel meer landen bij.
Slide 7 - Tekstslide
Welk land hield zijn eigen munt en schafte de grens controles niet af?
A
Frankrijk
B
Groot-Brittannië
C
Engeland
D
Nederland
Slide 8 - Quizvraag
Dagelijkse leven
Veel invloed op het dagelijkse leven heeft de regel dat EU-burgers in de hele EU mogen werken en wonen.
Slide 9 - Tekstslide
Het bestuur van Europa
Het Europees Parlement.
De raad van Ministers.
De Europese Commissie.
Slide 10 - Tekstslide
Om de hoeveel jaar wordt het Europees Parlement gekozen?
A
1
B
5
C
9
D
4
Slide 11 - Quizvraag
Minder of meer EU?
Het vetorecht.
Slide 12 - Tekstslide
Wat betekent autonomie?
A
Afhankelijkheid
B
Verliezen
C
Samenwerking
D
Onafhankelijkheid
Slide 13 - Quizvraag
Democratisch tekort
Er wordt gezegd dat de EU te maken heeft met een democratisch tekort.
Slide 14 - Tekstslide
Doelen van de les!
Aan het einde van de les:
Weet je hoe de E.U werkt en hoe deze E.U tot stand is gekomen.
Begrijp je de voordelen en nadelen van Europese eenwording