V4 - T3 : BS 2 Bacteriën, virussen en schimmels

Bs. 2 Bacteriën, virussen en schimmels
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bs. 2 Bacteriën, virussen en schimmels

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les

Leerdoelen
Bs. 2
Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

Je kunt kenmerken van bacteriën noemen
Je kunt kenmerken van virussen noemen
Je kunt kenmerken van schimmels noemen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Bacteriën zijn heel klein. Het zijn ééncellige organismen.
Ze bestaan dus uit maar één cel terwijl mensen uit wel 100
triljoen cellen bestaan.
Bacteriën zitten niet alleen op vieze plekken. Ze zijn overal.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Archaea
Prokaryoot
- Geen kernmembraan
- Wel DNA + ribosomen
- Flagellen: voortbewegen

Extremofiel
- extremen omstandigheden

In darmen voor vertering

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bacteriën
Één cirkelvormig chromosoom

Soms plasmiden
- kleine cirkelvormige chromosomen
met genen (resistentie)

Meeste heterotroof

Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schimmels
Eukaryoot
- celkern

Geen chlorofyl, dus geen fotosynthese

Heterotroof en breken organische stoffen af tot anorganisch


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Virussen
Geen organisme, niet levend
- geen cytoplasma of kernplasma
- Wel DNA of RNA

Voortplanting alleen in gastheercellen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bacteriofaag

Virussoort die specifieke bacteriën als gastheer gebruikt


40 tot 100 per cel




Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoek: Bacteriën
Materialen
Agaragar platen: voedingsbodem voor bacteriën
Water, handgel en afwasmiddel

Wat is je onderzoeksvraag?
Wat is je hypothese?
Kort stappenplan -> werkwijze

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BiNaS:
Tot welke type virus wordt het MKZ-virus gerekend?
A
DNA (dubbelstrengs)
B
DNA (enkelstrengs)
C
RNA (dubbelstrengs)
D
RNA, kan dienen als mRNA

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

eiwitten op de buitenkant van een cel of van een virus
A
Antigenen
B
Antistoffen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer overlijdt een virus?
A
niet
B
als het een uur lang niet op een levend wezen heeft gezeten
C
als het virus 2 uur lang niet op een levend wezen heeft gezeten
D
als het wordt gekookt

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het virale genoom van het mazelenvirus bestaat uit RNA dat onder andere codeert voor de volgende structuureiwitten:
- H-eiwit (hemagglutinine): voor hechting aan de gastheercel
- F-eiwit (fusie-eiwit): voor fusie van het virus met de gastheercel
- L-eiwit (large protein): enzymatisch deel van het RNA-polymerasecomplex
Iemand is geïnfecteerd met mazelen.
Welke antistoffen zullen er in het bloed aanwezig zijn?
A
Antistof tegen H-eiwit en L-eiwit
B
Antistof tegen H-eiwit en F-eiwit
C
Antistof tegen F-eiwit en L-eiwit
D
Antistof tegen H-eiwit, F-eiwit, L-eiwit

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10. Als je sneltest negatief is (virus-eiwit niet aangetoond) kun je alsnog besmet zijn met het virus.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag


Bs. 2
Opdrachten 14 t/m24
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies