V4 - T3 : BS 2 Bacteriën, virussen en schimmels

Bs. 2 Bacteriën, virussen en schimmels
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bs. 2 Bacteriën, virussen en schimmels

Slide 1 - Tekstslide

Deze les

Leerdoelen
Bs. 2
Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kunt kenmerken van bacteriën noemen
Je kunt kenmerken van virussen noemen
Je kunt kenmerken van schimmels noemen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Archaea
Prokaryoot
- Geen kernmembraan
- Wel DNA + ribosomen
- Flagellen: voortbewegen

Extremofiel
- extremen omstandigheden

In darmen voor vertering

Slide 5 - Tekstslide

Bacteriën
Één cirkelvormig chromosoom

Soms plasmiden
- kleine cirkelvormige chromosomen
met genen (resistentie)

Meeste heterotroof

Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 6 - Tekstslide

Schimmels
Eukaryoot
- celkern

Geen chlorofyl, dus geen fotosynthese

Heterotroof en breken organische stoffen af tot anorganisch


Slide 7 - Tekstslide

Virussen
Geen organisme, niet levend
- geen cytoplasma of kernplasma
- Wel DNA of RNA

Voortplanting alleen in gastheercellen

Slide 8 - Tekstslide

Bacteriofaag

Virussoort die specifieke bacteriën als gastheer gebruikt


40 tot 100 per cel




Slide 9 - Tekstslide

Onderzoek: Bacteriën
Materialen
Agaragar platen: voedingsbodem voor bacteriën
Water, handgel en afwasmiddel

Wat is je onderzoeksvraag?
Wat is je hypothese?
Kort stappenplan -> werkwijze

Slide 10 - Tekstslide

BiNaS:
Tot welke type virus wordt het MKZ-virus gerekend?
A
DNA (dubbelstrengs)
B
DNA (enkelstrengs)
C
RNA (dubbelstrengs)
D
RNA, kan dienen als mRNA

Slide 11 - Quizvraag

eiwitten op de buitenkant van een cel of van een virus
A
Antigenen
B
Antistoffen

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer overlijdt een virus?
A
niet
B
als het een uur lang niet op een levend wezen heeft gezeten
C
als het virus 2 uur lang niet op een levend wezen heeft gezeten
D
als het wordt gekookt

Slide 13 - Quizvraag

Het virale genoom van het mazelenvirus bestaat uit RNA dat onder andere codeert voor de volgende structuureiwitten:
- H-eiwit (hemagglutinine): voor hechting aan de gastheercel
- F-eiwit (fusie-eiwit): voor fusie van het virus met de gastheercel
- L-eiwit (large protein): enzymatisch deel van het RNA-polymerasecomplex
Iemand is geïnfecteerd met mazelen.
Welke antistoffen zullen er in het bloed aanwezig zijn?
A
Antistof tegen H-eiwit en L-eiwit
B
Antistof tegen H-eiwit en F-eiwit
C
Antistof tegen F-eiwit en L-eiwit
D
Antistof tegen H-eiwit, F-eiwit, L-eiwit

Slide 14 - Quizvraag

10. Als je sneltest negatief is (virus-eiwit niet aangetoond) kun je alsnog besmet zijn met het virus.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Zelf aan de slag


Bs. 2
Opdrachten 14 t/m24
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide