Oefenvragen V3 H4 Kracht en beweging

Een race-auto rijdt op een circuit rond met een gemiddelde snelheid van 201 km/u. Het circuit is 6,54 km lang. De race gaat over 47 ronden.
a Bereken hoe lang de race duurt in hele minuten. (3p)
b Bereken de rondetijd. In minuut & seconde(2p)
1 / 15
volgende
Slide 1: Open vraag
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Een race-auto rijdt op een circuit rond met een gemiddelde snelheid van 201 km/u. Het circuit is 6,54 km lang. De race gaat over 47 ronden.
a Bereken hoe lang de race duurt in hele minuten. (3p)
b Bereken de rondetijd. In minuut & seconde(2p)

Slide 1 - Open vraag

Reken om:
a 4,77 m/s = .... km/h (1p)
b 88,8 km/u = ..... m/s (1p)
c 32,1 m/minuut = ... km/dag (1p)
d 186 km/jaar = .... m/s (1p)

Slide 2 - Open vraag

De stopkracht is de kracht die de passagiers in de auto tot stilstand brengen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

vwo only
Versnelling
Versnelling
Vertraging
Vertraging
Stilstaan
Stilstaan
Constante snelheid
Constante snelheid

Slide 4 - Sleepvraag

Arbeid
Familie De Vries gaat met de auto op vakantie naar Zuid-Frankrijk. Het is 1850 km naar de camping. De auto heeft met alle inzittenden en bagage een massa van 1250 kg. De motor levert een kracht van 5,5 kN.
Bereken hoeveel arbeid er met de motor gedurende deze reis is verricht.

Slide 5 - Open vraag

Ver buiten het dorp staan de bomen 20 meter uit elkaar. Vlak bij het dorp staan de bomen nog maar 17 meter uit elkaar. De tijd waarin een auto de afstand tussen twee bomen aflegt blijft 1,4 s. Bereken de snelheidsafname in m/s.

Slide 6 - Open vraag

Leg uit waarom een trein een langere remweg heeft dan een auto als ze beiden een snelheid van 100 km/h hebben.

Slide 7 - Open vraag

Combineer de uitspraken over de resultante (linkerkolom) met de soort beweging die erbij hoort (rechterkolom).

Noteer de juiste letter-cijfercombinatie.

Slide 8 - Open vraag

Een trein moet remmen om op tijd stil te staan bij een station. De massa van de trein is 350 000 kg. De trein heeft 90 s nodig om af te remmen van 180 km/h naar stilstand.

1p a Reken de beginsnelheid van de trein om naar m/s.
2p b Bereken de vertraging van de trein.
2p c Bereken de resulterende kracht op de trein.

Slide 9 - Open vraag

Suzanne rijdt in haar auto. Van haar rit is dit (v,t)-diagram gemaakt.

Wat voor soort beweging (eenparige beweging, eenparig versnelde beweging of eenparig vertraagde beweging) voert de auto uit tijdens de perioden AB, BC en CD?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Teken het (v,t)-diagram
van auto 2.
Gebruik daarvoor je millimeter papier.


Slide 12 - Open vraag

Renske vertrekt van huis naar school en fietst met een constante snelheid van 15 km/h. Zij doet in totaal 12 minuten over haar ritje en is precies op tijd op school.
a Bereken de afstand tussen het huis van Renske en haar school.
Thijs, de broer van Renske, zit op dezelfde school. Hij vertrekt 5,0 minuten na zijn zus en fietst met een snelheid van 18 km/h. Thijs komt helaas te laat.
b Bereken hoeveel minuten hij te laat komt.
c Met welke snelheid zou Thijs hebben moeten fietsen om nog op tijd op school te zijn

Slide 13 - Open vraag

Welke beweging zien we hier?
A
versneld
B
eenparig
C
vertraagd
D
allemaal

Slide 14 - Quizvraag


Wat voor soort beweging is in deel C van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 15 - Quizvraag