Koppelteken en weglatingsstreepje

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van vandaag
1) Je weet wanneer je een koppelteken en een weglatingsstreepje inzet 
2) Je weet wanneer je een apostrof, trema en accent gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Koppelteken
1) in samenkoppelingen: bijvoorbeeld: een-op-een 
2) bij onuitspreekbare samenstellingen: studie-uur 
3) na letters, cijfers, andere tekens en afkortingen: 50+-disco 
4) Bij Aardrijkskundige namen: Noord-Holland 
5) Bij bepaalde voorvoegsels: aspirant-, directeur, ex-, oud-, niet-, non-
6) Bij samenstellingen waarbij het tweede deel begint met een hoofdletter: bijvoorbeeld: anti-Vlaams 
7) In een samenstelling van Engelse woorden waarvan het rechterdeel een Engels voorzetsel is bijvoorbeeld: lay-out.
--> Let op: wél airbag 

Slide 3 - Tekstslide

Engelse leenwoorden
Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord
bijvoorbeeld: sciencefiction (let op: in het Engels is dit dus anders!)

.....tenzij het rechterdeel van een samenstelling een voorzetsel is 
bijvoorbeeld: stand-by

Slide 4 - Tekstslide

Bij aardrijkskundige namen gebruik je een koppelteken
Goed
Fout

Slide 5 - Poll

Wat is de juiste spelling?

Slide 6 - Open vraag

Bij een samenstelling van Engelse leenwoorden gebruiken we altijd een koppelteken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

part time
A
parttime
B
part time
C
part-time

Slide 8 - Quizvraag

six pack
A
six pack
B
sixpack

Slide 9 - Quizvraag

six pack
A
six pack
B
sixpack

Slide 10 - Quizvraag

down load
A
download
B
down load

Slide 11 - Quizvraag

Weglatingsstreepje
Als je een deel van het woord weglaat: 
op- en aanmerkingen 
voor- en tegenspoed 

let op: je gebruikt geen weglatingsstreep als je een heel woord weglaat. Bijvoorbeeld: witte en zwarte zwanen. 

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer gebruik je géén weglatingsstreepje?

Slide 13 - Open vraag

Drank en drugs problemen
Hoe spel je dit?
A
drank- en drugsproblemen
B
drank en drugsproblemen
C
drank- en drugs problemen
D
drank en drugs problemen

Slide 14 - Quizvraag

in en uit checken
Hoe spel je dit?
A
in- en uitchecken
B
in- en uit checken
C
in en uitchecken
D
in en uit checken

Slide 15 - Quizvraag

Goede en slechte mensen
Hoe spel je dit?
A
goede- en slechtemensen
B
goede- en slechte mensen
C
goede en slechtemensen
D
goede en slechte mensen

Slide 16 - Quizvraag

Trema

Slide 17 - Tekstslide

Trema
  • om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: kopiëren (maar: gekopieerd), creëren, beëindigen
  • in sommige leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen geen trema, maar een koppelteken

Slide 18 - Tekstslide

Waar zet je de puntjes?
Je zet ze daar waar de klank anders wordt:
Zoölogie
Gedrieën
Bij drie of meer klinkers krijgen alleen de 'e' of de 'i' een trema:
Geuit is dus goed en niet geüit.
Drie of meer klinkers naast elkaar: direct na de 'i' geen trema:
ooievaar; aaien, dieet.




Slide 19 - Tekstslide

apostrof

Slide 20 - Tekstslide

Apostrof
  • als weglatingsteken: 's nachts, 's morgens, Lars' scooter
  • om uitspraakproblemen te voorkomen bij: i(k) (h)ou (v)a(n) y(s)   baby's, Hanna's, accu's
  • in verkleinwoorden en meervouden van cijfer- en letterwoorden: A4'tje, pc's, dvd'tje
  • in verkleinwoorden op-y, voorafgegaan door een medeklinker: baby'tje

Slide 21 - Tekstslide

Accenten
  • accent aigu: logé, soirée, café
  • accent grave: barrière, crèche, fin de siècle
  • accent circonflexe: enquête, crêpe

om klemtoon aan te geven, accent aigu: dé manier om rijk te worden, een héél mooie auto

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Is zestien ampere/ampère genoeg?

Slide 24 - Open vraag

Haar acné/acne is soms erg opvallend.

Slide 25 - Open vraag

Is dat wel lekkere patee/paté?

Slide 26 - Open vraag

Hij wilde persé/per se naar de film.

Slide 27 - Open vraag

Die enquete/enquête is opgesteld door de leerlingen.

Slide 28 - Open vraag

Is dat nu echt serieus/sérieus?

Slide 29 - Open vraag

Voila/Voilà, daarmee is het werk afgelopen.

A
Voila
B
Voilà

Slide 30 - Quizvraag

Okee/Oké, daar kan ik me wel bij neerleggen.

A
Okee
B
Oké

Slide 31 - Quizvraag


De hoofdstad van Noord-Brabant is
s-Hertogenbosch
A
goed
B
fout

Slide 32 - Quizvraag


Waar is de apostrof goed geplaatst?
A
Lex's zusje
B
Lexs zusje
C
Lex' zusje

Slide 33 - Quizvraag


Waar schrijf je een apostrof?
A
Tims vader
B
Lisas vader

Slide 34 - Quizvraag

Wat is juist?
A
wcs
B
wc's

Slide 35 - Quizvraag

Welk accent bevat dit woord?

blèren
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 36 - Quizvraag

Welk accent bevat dit woord?

coupé
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 37 - Quizvraag


Neem de zin over en plaats hoofdletters, accenttekens, trema’s, apostrofs en cedilles.
‘ik houd uberhaupt niet van sate’, zei de actrice voorafgaand aan de premiere, terwijl ze met een fohn haar haren in model bracht.

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Tekstslide

Nu doen (huiswerk)
Spelling 4.9 maken opdracht 7 en 8

Slide 40 - Tekstslide