- Je kent de onderdelen van een (zaad)plant en weet welke functies deze onderdelen hebben.
- Je kunt verschillende onderdelen van een bloem benoemen en de bijbehorende functies.
- Je kunt uitleggen op welke manier bestuiving plaatsvindt.
- Je kunt vertellen op welke manier vruchten en zaden worden verspreid.
- Je kent enkele manieren van ongeslachtelijke voortplanting.
- Je weet dat je sommige delen van een plant kunt eten.
- Je kunt uitleggen waarom planten zo belangrijk zijn voor de mens.
- Je kent de begippen inheemse en uitheemse planten.
- Je begrijpt waarom sommige planten onkruid worden genoemd.