HV H4 voltooid en onvoltooid deelwoord

Spelling ww H4
Voltooide en onvoltooide deelwoorden


Nieuw Nederlands

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Spelling ww H4
Voltooide en onvoltooide deelwoorden


Nieuw Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les weet je:

  • wanneer je een voltooid deelwoord gebruikt;
  • hoe een voltooid deelwoord is opgebouwd;
  • hoe je een voltooid deelwoord schrijft.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Voltooid deelwoord
 Komt altijd voor in combinatie met:
hebben, zijn of, worden  

sterk werkwoord -> -en
gebogen, gelogen, geslapen, aangekomen
zwakke werkwoorden -> -d of -t
bewaard, getest, gebrand

Slide 4 - Tekstslide

-d of -t?
Maak het langer  
gebrande, gelande, geraakte

Of --> 

Slide 5 - Tekstslide

't ex-kofschip of 't sexy fokschaap?

  Als de laatste letter van de stam voorkomt in 

't ex-kofschip of in 't sexy fokschaap, dan schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d

              

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoord in de verleden tijd (vt)
Voorbeeld voltooid deelwoord 'werken':

1.  Stam bepalen: werken -> stam is werk
2. De k zit in het 't ex-kofschip / 't sexy fokschaap 
    -> de laatste letter wordt daarom een 't'
3. Plak nu nog 'ge' voor de stam

                      GE + WERK + T = GEWERKT

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een
voltooid deelwoord?
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend → De regen is voorbij, het is nu droog. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?



  • Begint bijna altijd met ge-
  • Voorbeelden:                                                                       
     ik ben gevlucht, ze hebben me gezocht, ik werd gevonden
  • Er staat altijd een ander werkwoord in de zin:         
     hebben, zijn of worden 
  • Dit is het hulpwerkwoord (de persoonsvorm) 

Slide 9 - Tekstslide

Je gebruikt 't ex-kofschip of 't sexy fokschaap als ezelsbruggetje bij de vervoeging van werkwoorden in de:
A
tegenwoordige tijd (tt)
B
verleden tijd (vt)

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Ik heb sperziebonen gekocht, want ik wist niet zeker of je spinazie lust.
A
lust
B
heb
C
wist
D
gekocht

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Mijn moeder moest naar het ziekenhuis rijden toen mijn vader in zijn vinger had gezaagd.
A
rijden
B
gezaagd
C
moest
D
had

Slide 12 - Quizvraag

Let op!
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 13 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
Afgelopen zaterdag hebben we de achtste verjaardag van 
mijn neefje Noah gevierd. 

Slide 14 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
'We wilden naar het theater maar de kaartjes waren te duur dus toen hebben we maar een museum bezocht.'

Slide 15 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
De buurman heeft zijn salaris niet op tijd ontvangen en nu moet hij verhuizen omdat hij de huur niet kan betalen.

A
heeft
B
betalen
C
ontvangen
D
verhuizen

Slide 16 - Quizvraag

De uitgang bepalen
  • gezaagd
  • bezocht
  • ontvangen

Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?

Slide 17 - Tekstslide

Weet je het nog?
  • Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde     klinken. 
  • Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden   tijd van klank te veranderen. 

Slide 18 - Tekstslide

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 19 - Sleepvraag

De uitgang bepalen
  • Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij sterke werkwoorden. Kijk maar:                                                             

    lopen - liep - gelopen / slapen - sliep - geslapen

  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij zwakke werkwoorden. Kijk maar: 
                                                                     
    koken - kookte - gekookt / tekenen - tekende - getekend

Slide 20 - Tekstslide

Sterk of zwak werkwoord?


Zwemmen
A
sterk
B
zwak

Slide 21 - Quizvraag



Het voltooid deelwoord eindigt op:


Zwemmen
A
-d of -t
B
- en

Slide 22 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?


Voetballen
A
sterk
B
zwak

Slide 23 - Quizvraag



Het voltooid deelwoord eindigt op:
Voetballen
A
-d of -t
B
- en

Slide 24 - Quizvraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Leren

Slide 25 - Open vraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Staken

Slide 26 - Open vraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Strooien

Slide 27 - Open vraag

onvoltooid deelwoord
Iets nog bezig

hele werkwoord + d

lopend, huilend, lachend

Slide 28 - Tekstslide

Noteer het onvoltooid deelwoord van:

zagen

Slide 29 - Open vraag

voltooid deelwoord
van branden

Slide 30 - Open vraag

Noteer het onvoltooid deelwoord van:

winnen

Slide 31 - Open vraag

voltooid deelwoord van
zouten

Slide 32 - Open vraag

voltooid deelwoord
van raadplegen

Slide 33 - Open vraag

voltooid deelwoord
van stofzuigen

Slide 34 - Open vraag

Noteer het onvoltooid deelwoord van:

gapen

Slide 35 - Open vraag

Noteer het onvoltooid deelwoord van:

hijgen

Slide 36 - Open vraag

Makkelijk? Maken H4 het voltooid deelwoord
Nog lastig? Dan oefenen we samen nog even door.


TH Maken stencil af? dan maken p.116 voltooid deelwoord
HV maken p. 130 af? dan maken p. 132 voltooid deelwoord

Slide 37 - Tekstslide

Tijmen heeft een lekkere appel _____. (schillen)

Slide 38 - Open vraag

De gemeente heeft hier veldbloemen _____. (zaaien)

Slide 39 - Open vraag

Heeft hij jou voor de gek _____? (houden)

Slide 40 - Open vraag

Fleur is over een stoeptegel _____? (struikelen)

Slide 41 - Open vraag

De wedstrijd is te laat _____. (starten)

Slide 42 - Open vraag

In de tent naast ons werd de hele nacht _____. (snurken)

Slide 43 - Open vraag

We hebben gisteren worstjes _____. (braden)

Slide 44 - Open vraag

Luuk heeft de bal _____. (vangen)

Slide 45 - Open vraag

De vrouw heeft vriendelijk naar hem _____. (knikken)

Slide 46 - Open vraag

Björn heeft geld _____ van zijn vriend. (lenen)

Slide 47 - Open vraag

Noteer het onvoltooid deelwoord van:

spelen

Slide 48 - Open vraag