Elasticiteiten

Elasticiteiten

In deze LessonUp gaan we zien wat een elasticiteit is, hoe het wordt berekend en wat je er mee kunt. 


In het bijzonder gaan we in op het verband tussen de prijselasticiteit en de omzet.

Verder bekijken we ook nog de inkomenselasticiteit.

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Elasticiteiten

In deze LessonUp gaan we zien wat een elasticiteit is, hoe het wordt berekend en wat je er mee kunt. 


In het bijzonder gaan we in op het verband tussen de prijselasticiteit en de omzet.

Verder bekijken we ook nog de inkomenselasticiteit.

Slide 1 - Tekstslide

Prijslasticiteit van de vraag

De prijselasticiteit (van de vraag) geeft aan in hoeverre de gevraagde hoeveelheid reageert op een verandering van de prijs.

Prijselasticiteit van de vraag (Ev) =

Slide 2 - Tekstslide

(Volkomen) prijsinelastisch & prijselastisch

Er zijn 3 mogelijkheden:


1) Volkomen prijsinelastische vraag. De gevraagde hoeveelheid reageert niet op een prijsverandering.


Ev = 0

Slide 3 - Tekstslide

2) Prijsinelastische vraag. De gevraagde hoeveelheid reageert niet sterk op een prijsverandering.


D.w.z. als de prijs met een bepaald percentage verandert, verandert de gevraagde hoeveelheid met een kleiner percentage.


Ev ligt dus tussen -1 en 0


Het gaat hier om goederen die voorzien in de primaire levensbehoefte.


Slide 4 - Tekstslide

3) Prijselastische vraag. De gevraagde hoeveelheid reageert sterk op een prijsverandering.


D.w.z. als de prijs met een bepaald percentage verandert, verandert de gevraagde hoeveelheid met een groter percentage.


Ev is dus altijd kleiner dan -1


Het gaat hier om luxe goederen.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden

1) Stel dat de prijs stijgt met 5% en dat daardoor de gevraagde hoeveelheid daalt met 10%.
De waarde van de elasticiteit is: -10% / 5% = -2. Dit is elastisch.


2) Stel dat de prijs daalt met 10% en dat daardoor de gevraagde hoeveelheid stijgt met 4%.

De elasticiteit is: 4% / -10% = -0,4. Dit is inelastisch.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Oefenopgave 1

a) De prijs daalt met 10% en de gevraagde hoeveelheid stijgt met 5%.

Bereken de elasticiteit.



Slide 8 - Tekstslide

Uitwerking

a) Ev = 5% /-10% = -0,5



Slide 9 - Tekstslide

MAKEN
opgaven 5.5 + 5.6 + 5.7 (blz. 72/73)

Slide 10 - Tekstslide

vandaag donderdag 13 januari
lesdoel: begrijpen de relatie tussen elasticiteit en omzet
bespreken 5.5 + 5.6
uitleg: par. 5.4
maken 5.13 + 5.14 + 5.15



Slide 11 - Tekstslide

Prijselasticiteit & omzet

De waarde van de elasticiteit zegt iets over of de omzet zal toe- of afnemen bij een prijsstijging of daling.


- Bij een inelastische vraag zal een prijsstijging leiden tot een stijging van de omzet, omdat de procentuele stijging van de prijs groter is dan de procentuele daling van de gevraagde hoeveelheid.

Slide 12 - Tekstslide

- Bij een inelastische vraag zal een prijsdaling leiden tot een daling van de omzet, omdat de procentuele daling van de prijs groter is dan de procentuele stijging van de gevraagde hoeveelheid.


- Bij een elastische vraag zal een prijsdaling leiden tot een stijging van de omzet, omdat de procentuele daling van de prijs kleiner is dan de procentuele stijging van de gevraagde hoeveelheid.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld (1)

Er is sprake van een inelastische vraag en een daling van de prijs.




De afzet zal dan procentueel minder stijgen dan de prijs procentueel daalt. De omzet daalt dus.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Oefenopgave 2

Een winkelier verkoopt zijn product in eerste instantie voor € 20. Hij verkoopt er dan 1.000 per week.

Hij denkt er over om zijn prijs te verhogen met 5%.

De elasticiteit bedraagt -2.
a) Bereken de oude en de nieuwe omzet.
 Hoe had je - ook zonder berekening – kunnen voorspellen dat de omzet zou dalen? Verklaar je antwoord.

Slide 16 - Tekstslide

Uitwerking
a) Oude omzet: 1.000 x € 20 = € 20.000
Hoeveelheid verandert met: -2 x5% = -10%.
De nieuwe hoeveelheid wordt dus 1.000 – 10% van 1.000 = 900
Nieuwe omzet: (1,05 x € 20) x 900 = € 18.900
b) De prijselasticiteit is elastisch. Als de prijs stijgt, zal de procentuele daling van de gevraagde hoeveelheid meer dalen dan de prijs procentueel stijgt. De omzet zal dan dalen.

Slide 17 - Tekstslide

Oefenopgave 3
Stel dat de prijs stijgt met 10% en de vraag daalt  met 15%.
a) Zal de omzet stijgen of dalen? Verklaar je antwoord.
b) Met hoeveel procent zal de omzet veranderen?

Slide 18 - Tekstslide

Uitwerking

a) De prijs stijgt procentueel minder dan de vraag procentueel daalt. De omzet zal dalen.
b) 110 x 85 / 100 = 93,5 

De omzet daalt dus met 100 – 93,5 = 6,5%

Slide 19 - Tekstslide

vandaag maandag 17 januari
terugblik:  verband tussen Ev en omzet
uitleg inkomens elasticiteit
maken/huiswerk: 5.15+ 5.16 + 5.17

Slide 20 - Tekstslide

Prijselasticiteit & omzet

Bij een inelastische vraag zal een prijsstijging leiden tot een stijging van de omzet, omdat de procentuele stijging van de prijs groter is dan de procentuele daling van de gevraagde hoeveelheid.

Slide 21 - Tekstslide

Prijselasticiteit & omzet



 Bij een elastische vraag zal een prijsstijging leiden tot een daling van de omzet, omdat de procentuele stijging van de prijs kleiner is dan de procentuele daling van de gevraagde hoeveelheid.

Slide 22 - Tekstslide

Waartoe leidt een prijsdaling van 20% als de vraag met 18% toeneemt?
A
omzetstijging
B
omzetdaling

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de vraag als een prijsverandering leidt tot toename v.d. gevraagde hoeveelheid en omzet?

A
elastisch
B
inelastisch

Slide 24 - Quizvraag

Ev van de vraag naar brood is -0.2. als de prijs van brood 3% stijgt, zal de vraag met ........% dalen
A
6,0%
B
1,6%
C
0,6%
D
6,1%

Slide 25 - Quizvraag

Inkomenselasticiteit

De inkomenselasticiteit geeft weer hoe (sterk) de gevraagde hoeveelheid reageert op een verandering van het inkomen.





Er zijn drie mogelijkheden:

Slide 26 - Tekstslide

1) Ey ligt tussen 0 en 1: inkomensinelastisch


Als het inkomen met een bepaald percentage stijgt, stijgt de vraag naar een bepaald goed met een kleiner percentage. Het gaat hier om primaire goederen.


Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

2) Ey is groter dan 1: inkomenselastisch
Als het inkomen met een bepaald percentage stijgt, stijgt de vraag naar een bepaald goed met een groter percentage. Het gaat hier om luxe goederen.

Slide 29 - Tekstslide

 Ey is kleiner dan 0
3). Het gaat hier om inferieure goederen.

Als het inkomen stijgt, daalt de vraag naar dat goed.

Slide 30 - Tekstslide

Drempelinkomen

De vraag naar een luxegoed begint altijd
pas bij een bepaald inkomen. Dit heet het drempelinkomen.




Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

MAKEN/HUISWERK
Opgave 5.15 + 5.16 + 5.17 

 LET OP: inhalen toets H1 t/m H4 is op woensdag 19 januari het 9de uur!!

Slide 33 - Tekstslide

Vandaag, woensdag 19 januari
lesdoel: begrijpen relatie elasticiteit en omzet
terugblik vorige les
bespreken 5.15 + 5.16 + 5.17
Maken 5.18 + 5.19 +5.20 
Maken morgen in de les 5.22 t/m 5. 33

Slide 34 - Tekstslide

let op volgende les 
MEE LESBRIEF:  "MARKT en OVERHEID"

Slide 35 - Tekstslide