Leesvaardigheid

Leesvaardigheid oefenen
Lees de tekst en geef antwoord op de vraag.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid oefenen
Lees de tekst en geef antwoord op de vraag.

Slide 1 - Tekstslide

1) Wie doet de televisie uit?

Tekst 1
Het is tien uur in de avond. Kees zit in zijn huis op de bank. Hij kijkt naar de televisie. Het programma is saai en hij valt in slaap. Dan hoort Kees zijn naam. Hij doet langzaam zijn ogen open. Hij ziet dat zijn vrouw de televisie uitdoet. Hij krijgt een zoen van haar. De vrouw van Kees zegt: “Kom mee naar bed lieverd, want slapen doe je in de slaapkamer en niet op de bank bij de televisie.”
A
Kees
B
De vrouw
C
Het programma
D
De bank

Slide 2 - Quizvraag

2) Waar gaan Kees en zijn vrouw slapen?

Tekst 1
Het is tien uur in de avond. Kees zit in zijn huis op de bank. Hij kijkt naar de televisie. Het programma is saai en hij valt in slaap. Dan hoort Kees zijn naam. Hij doet langzaam zijn ogen open. Hij ziet dat zijn vrouw de televisie uitdoet. Hij krijgt een zoen van haar. De vrouw van Kees zegt: “Kom mee naar bed lieverd, want slapen doe je in de slaapkamer en niet op de bank bij de televisie.”
A
In de slaapkamer
B
Op de bank
C
In de avond
D
Bij de televisie

Slide 3 - Quizvraag

3) Wat betekent saai?

Tekst 1
Het is tien uur in de avond. Kees zit in zijn huis op de bank. Hij kijkt naar de televisie. Het programma is saai en hij valt in slaap. Dan hoort Kees zijn naam. Hij doet langzaam zijn ogen open. Hij ziet dat zijn vrouw de televisie uitdoet. Hij krijgt een zoen van haar. De vrouw van Kees zegt: “Kom mee naar bed lieverd, want slapen doe je in de slaapkamer en niet op de bank bij de televisie.”
A
Leuk
B
Niet leuk
C
Spannend
D
Niet af.

Slide 4 - Quizvraag

4) Zoek een samengestelde zin met twee hoofdzinnen in de tekst en schrijf die op.

Tekst 1
Het is tien uur in de avond. Kees zit in zijn huis op de bank. Hij kijkt naar de televisie. Het programma is saai en hij valt in slaap. Dan hoort Kees zijn naam. Hij doet langzaam zijn ogen open. Hij ziet dat zijn vrouw de televisie uitdoet. Hij krijgt een zoen van haar. De vrouw van Kees zegt: “Kom mee naar bed lieverd, want slapen doe je in de slaapkamer en niet op de bank bij de televisie.”

Slide 5 - Open vraag

5) Zoek een samengestelde zin met een hoofdzin en een bijzin in de tekst en schrijf die op.

Tekst 1
Het is tien uur in de avond. Kees zit in zijn huis op de bank. Hij kijkt naar de televisie. Het programma is saai en hij valt in slaap. Dan hoort Kees zijn naam. Hij doet langzaam zijn ogen open. Hij ziet dat zijn vrouw de televisie uitdoet. Hij krijgt een zoen van haar. De vrouw van Kees zegt: “Kom mee naar bed lieverd, want slapen doe je in de slaapkamer en niet op de bank bij de televisie.”

Slide 6 - Open vraag

6) Schrijf alle voegwoorden uit de tekst.
Tekst 1
Het is tien uur in de avond. Kees zit in zijn huis op de bank. Hij kijkt naar de televisie. Het programma is saai en hij valt in slaap. Dan hoort Kees zijn naam. Hij doet langzaam zijn ogen open. Hij ziet dat zijn vrouw de televisie uitdoet. Hij krijgt een zoen van haar. De vrouw van Kees zegt: “Kom mee naar bed lieverd, want slapen doe je in de slaapkamer en niet op de bank bij de televisie.”

Slide 7 - Open vraag

7) A. Welke leerdersprofiel past het beste bij de vrouw van Kees?
B. Onderbouw je antwoord.

Kies uit: Inquirers - Knowledgeable - Thinkers - Communicators -Principled -Open-minded -Caring -
Risk-takers - Balanced - Reflective

Slide 8 - Open vraag

8)
A Wat voor soort tekst is dit? Kies uit: reclame - tekst uit een leesboek - tekst uit een studieboek - nieuwsbericht - gedicht - recept - handleiding - brief - e-mail
B. Onderbouw je antwoord.

Slide 9 - Open vraag

9)
A. Voor welk publiek (audience) is deze tekst geschreven, denk je?
B. Onderbouw je antwoord.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het doel van deze tekst?
A
Informeren
B
Opiniëren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 11 - Quizvraag

1) Hoe oud is Maria ongeveer?

Tekst 2
Maria is ongeveer driekwart eeuw oud. Zij heeft geen kinderen. Ze is niet getrouwd. Zij woont in haar kleine huis samen met twee varkens. Het huis heeft een klein tuintje. Soms zijn de varkens in de tuin, maar heel vaak zijn ze binnen. ’s Nachts slapen ze in de woonkamer op de bank. Maria en de twee varkens zijn samen heel gelukkig. Maar de buren van Maria zijn niet zo blij met de varkens. Zij vinden dat de varkens vies zijn.
A
30 jaar
B
50 jaar
C
70 jaar
D
100 jaar

Slide 12 - Quizvraag

2) Waar slapen de varkens?

Tekst 2
Maria is ongeveer driekwart eeuw oud. Zij heeft geen kinderen. Ze is niet getrouwd. Zij woont in haar kleine huis samen met twee varkens. Het huis heeft een klein tuintje. Soms zijn de varkens in de tuin, maar heel vaak zijn ze binnen. ’s Nachts slapen ze in de woonkamer op de bank. Maria en de twee varkens zijn samen heel gelukkig. Maar de buren van Maria zijn niet zo blij met de varkens. Zij vinden dat de varkens vies zijn.
A
Bij de buren
B
In de tuin
C
In de stal
D
In de woonkamer

Slide 13 - Quizvraag

3) Naar wie verwijst 'Zij" in zin 2?
Tekst 2
Maria is ongeveer driekwart eeuw oud. Zij heeft geen kinderen. Ze is niet getrouwd. Zij woont in haar kleine huis samen met twee varkens. Het huis heeft een klein tuintje. Soms zijn de varkens in de tuin, maar heel vaak zijn ze binnen. ’s Nachts slapen ze in de woonkamer op de bank. Maria en de twee varkens zijn samen heel gelukkig. Maar de buren van Maria zijn niet zo blij met de varkens. Zij vinden dat de varkens vies zijn.

Slide 14 - Open vraag

4) Naar wie verwijst 'Zij" in de laatste zin?
Tekst 2
Maria is ongeveer driekwart eeuw oud. Zij heeft geen kinderen. Ze is niet getrouwd. Zij woont in haar kleine huis samen met twee varkens. Het huis heeft een klein tuintje. Soms zijn de varkens in de tuin, maar heel vaak zijn ze binnen. ’s Nachts slapen ze in de woonkamer op de bank. Maria en de twee varkens zijn samen heel gelukkig. Maar de buren van Maria zijn niet zo blij met de varkens. Zij vinden dat de varkens vies zijn.

Slide 15 - Open vraag

5) ' ’s Nachts slapen ze in de woonkamer op de bank.' Naar wie verwijst 'ze'?
Tekst 2
Maria is ongeveer driekwart eeuw oud. Zij heeft geen kinderen. Ze is niet getrouwd. Zij woont in haar kleine huis samen met twee varkens. Het huis heeft een klein tuintje. Soms zijn de varkens in de tuin, maar heel vaak zijn ze binnen. ’s Nachts slapen ze in de woonkamer op de bank. Maria en de twee varkens zijn samen heel gelukkig. Maar de buren van Maria zijn niet zo blij met de varkens. Zij vinden dat de varkens vies zijn.

Slide 16 - Open vraag

6) Zoek een samengestelde zin in de tekst op en schrijf die op.
Tekst 2
Maria is ongeveer driekwart eeuw oud. Zij heeft geen kinderen. Ze is niet getrouwd. Zij woont in haar kleine huis samen met twee varkens. Het huis heeft een klein tuintje. Soms zijn de varkens in de tuin, maar heel vaak zijn ze binnen. ’s Nachts slapen ze in de woonkamer op de bank. Maria en de twee varkens zijn samen heel gelukkig. Maar de buren van Maria zijn niet zo blij met de varkens. Zij vinden dat de varkens vies zijn.

Slide 17 - Open vraag

Stel je voor dat je varkens als huisdieren hebt.
Zou jij je varkens ook in je huis laten slapen, net als Maria? Onderbouw je antwoord.

Slide 18 - Open vraag

De computer en het internet
Zonder computer en internet kan ik niet leven. Ik stuur veel post via de computer. Soms koop ik iets via de computer. Ik maak afspraken via de computer. Ik zoek een vakantiereis op internet. En ik doe al mijn bankzaken via de computer. Vroeger waren er geen computers. Vroeger? Mijn eerste computer had ik in 1988. Ik was voor het eerst op internet in 1992. Mijn leven is in 2023 anders dan vroeger. Vroeger? Vijfendertig jaar geleden …

1. Mijn eerste computer had ik in 1992.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

De computer en het internet
Zonder computer en internet kan ik niet leven. Ik stuur veel post via de computer. Soms koop ik iets via de computer. Ik maak afspraken via de computer. Ik zoek een vakantiereis op internet. En ik doe al mijn bankzaken via de computer. Vroeger waren er geen computers. Vroeger? Mijn eerste computer had ik in 1988. Ik was voor het eerst op internet in 1992. Mijn leven is in 2023 anders dan vroeger. Vroeger? Vijfendertig jaar geleden …

2. Doe ik in 2023 veel of weinig op de computer?
A
veel
B
weinig

Slide 20 - Quizvraag

De computer en het internet
Zonder computer en internet kan ik niet leven. Ik stuur veel post via de computer. Soms koop ik iets via de computer. Ik maak afspraken via de computer. Ik zoek een vakantiereis op internet. En ik doe al mijn bankzaken via de computer. Vroeger waren er geen computers. Vroeger? Mijn eerste computer had ik in 1988. Ik was voor het eerst op internet in 1992. Mijn leven is in 2023 anders dan vroeger. Vroeger? Vijfendertig jaar geleden …

3. Ik koop dingen via de computer.
A
altijd
B
soms
C
nooit

Slide 21 - Quizvraag

De computer en het internet
Zonder computer en internet kan ik niet leven. Ik stuur veel post via de computer. Soms koop ik iets via de computer. Ik maak afspraken via de computer. Ik zoek een vakantiereis op internet. En ik doe al mijn bankzaken via de computer. Vroeger waren er geen computers. Vroeger? Mijn eerste computer had ik in 1988. Ik was voor het eerst op internet in 1992. Mijn leven is in 2023 anders dan vroeger. Vroeger? Vijfendertig jaar geleden …

4. Ik doe mijn bankzaken met de computer
A
altijd
B
soms
C
nooit

Slide 22 - Quizvraag

De computer en het internet
Zonder computer en internet kan ik niet leven. Ik stuur veel post via de computer. Soms koop ik iets via de computer. Ik maak afspraken via de computer. Ik zoek een vakantiereis op internet. En ik doe al mijn bankzaken via de computer. Vroeger waren er geen computers. Vroeger? Mijn eerste computer had ik in 1988. Ik was voor het eerst op internet in 1992. Mijn leven is in 2023 anders dan vroeger. Vroeger? Vijfendertig jaar geleden …

5. Ik stuur mijn post via internet
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag