Klas 4 - 03-09-20
1 / 24
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
der-die-das?
... Welt (f)
... Welt (f)
A
der
B
die
C
das
Slide 4 - Quizvraag
der-die-das?
... Frage (w)
... Frage (w)
A
der
B
die
C
das
Slide 5 - Quizvraag
der-die-das?
... Männer <pl>
... Männer <pl>
A
der
B
die
C
das
Slide 6 - Quizvraag
der-die-das?
... Geschlecht (n)
... Geschlecht (n)
A
der
B
die
C
das
Slide 7 - Quizvraag
richtig oder falsch?
Voor mannelijke woorden schrijf je het lidwoord "der"
Voor mannelijke woorden schrijf je het lidwoord "der"
A
richtig
B
falsch
Slide 8 - Quizvraag
richtig oder falsch?
Voor vrouwelijke woorden schrijf je het lidwoord "das"
Voor vrouwelijke woorden schrijf je het lidwoord "das"
A
richtig
B
falsch
Slide 9 - Quizvraag
richtig oder falsch?
Voor vrouwelijke en onzijdige woorden schrijf je "eine"
Voor vrouwelijke en onzijdige woorden schrijf je "eine"
A
richtig
B
falsch
Slide 10 - Quizvraag
richtig oder falsch?
In het meervoud heb je ook het lidwoord "ein" of "eine"
In het meervoud heb je ook het lidwoord "ein" of "eine"
A
richtig
B
falsch
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
m
v, f, w
o, n, s
mv, pl, mz
der
die
das
die (mv)
Slide 15 - Sleepvraag
eerste
A
erste
B
eerste
Slide 16 - Quizvraag
derde
A
dreite
B
dritte
Slide 17 - Quizvraag
zevende
A
siebte
B
siebente
Slide 18 - Quizvraag
achtste
A
achte
B
achtste
Slide 19 - Quizvraag
zesde
A
sechste
B
sechte
Slide 20 - Quizvraag
zestiende
A
sechzehnte
B
sechszehnte
Slide 21 - Quizvraag
twintigste
A
zwanzigte
B
zwanzigste
Slide 22 - Quizvraag
richtig oder falsch?
Je kunt de rangtelwoorden ook afkorten. "dritte" is dan bijv. "3."
Je kunt de rangtelwoorden ook afkorten. "dritte" is dan bijv. "3."
A
richtig
B
falsch
