Lidwoorden
1 / 45
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
... bank
A
de
B
het
Slide 8 - Quizvraag
... buurt
A
de
B
het
Slide 9 - Quizvraag
ziekenhuis
A
de
B
het
Slide 10 - Quizvraag
druppels
A
de
B
het
Slide 11 - Quizvraag
ogen
A
de
B
het
Slide 12 - Quizvraag
broek
A
de
B
het
Slide 13 - Quizvraag
briefje
A
de
B
het
Slide 14 - Quizvraag
opdracht
A
de
B
het
Slide 15 - Quizvraag
... dier
A
de
B
het
Slide 16 - Quizvraag
stoelen
A
de
B
het
Slide 17 - Quizvraag
... bed
A
de
B
het
Slide 18 - Quizvraag
... tafels
A
de
B
het
Slide 19 - Quizvraag
... stoeltje
A
de
B
het
Slide 20 - Quizvraag
... meisje
A
de
B
het
Slide 21 - Quizvraag
... vijf
A
de
B
het
Slide 22 - Quizvraag
... Mount Everest
A
de
B
het
Slide 23 - Quizvraag
.... oosten
A
de
B
het
Slide 24 - Quizvraag
Appartement
A
de
B
het
Slide 25 - Quizvraag
tafeltje
A
de
B
het
Slide 26 - Quizvraag
vrouw
A
de
B
het
Slide 27 - Quizvraag
Mag ik ..... brood
A
de
B
het
Slide 28 - Quizvraag
Ik eet elke dag ... appel.
A
de
B
het
C
een
Slide 29 - Quizvraag
Wil je ... kopje thee?
A
de
B
het
C
een
Slide 30 - Quizvraag
Ik ga met ... fiets naar het werk.
A
de
B
het
C
een
Slide 31 - Quizvraag
... fruit is op.
A
de
B
het
C
een
Slide 32 - Quizvraag
.... auto is van mij
A
de
B
het
C
een
Slide 33 - Quizvraag
Ik houd niet van ... winter.
A
de
B
het
C
een
Slide 34 - Quizvraag
We kijken elk weekend ... film.
A
de
B
het
C
een
Slide 35 - Quizvraag
... opa en oma van Said zijn oud.
A
de
B
het
C
een
Slide 36 - Quizvraag
Elisa heeft een kind. ... kind het Lola.
A
de
B
het
C
een
Slide 37 - Quizvraag
Wil je ... koekje bij de koffie?
A
de
B
het
C
een
Slide 38 - Quizvraag
... soep is lekker.
A
de
B
het
C
een
Slide 39 - Quizvraag
Sarah woont in een appartement.
... appartement is klein.
... appartement is klein.
A
de
B
het
C
een
Slide 40 - Quizvraag
Mijn vader heeft ... auto gekocht.
A
de
B
het
C
een
Slide 41 - Quizvraag
Hoeveel lidwoorden staan er in dit verhaal?
'Vandaag ga ik naar de winkel. Ik loop door het park naar de winkel. De man in de winkel zegt: “Hallo”. Ik zoek het fruit. Ik neem appels en bananen. De man weegt de appels en de bananen. Ik ga naar de kassa en ik betaal de boodschappen.'
'Vandaag ga ik naar de winkel. Ik loop door het park naar de winkel. De man in de winkel zegt: “Hallo”. Ik zoek het fruit. Ik neem appels en bananen. De man weegt de appels en de bananen. Ik ga naar de kassa en ik betaal de boodschappen.'
A
10
B
11
C
12
D
13
Slide 42 - Quizvraag
Hoe vond je deze les?
niet leuk ........................ heel leuk
niet leuk ........................ heel leuk
😒🙁😐🙂😃
Slide 43 - Poll
Hoe vond je deze les?
heel moeilijk ........................ heel makkelijk
heel moeilijk ........................ heel makkelijk
😒🙁😐🙂😃
Slide 44 - Poll
Ik heb iets van deze les geleerd.
Niets
Een beetje
Genoeg
Veel
Heel veel
