6.1+6.2 Reactiesnelheid

5.3+5.4 Reactiesnelheid
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

5.3+5.4 Reactiesnelheid

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je leert welke 3 factoren nodig zijn voor een effectieve botsing en dus tot een reactie leiden.
  • Je leert welke 5 factoren invloed hebben om de reactiesnelheid 
  • Je leert om de reactiesnelheid te berekenen en dit in een diagram weer te geven.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les

  • Uitleg + filmpje
  • Oefenopgave reactiesnelheid berekenen

Slide 3 - Tekstslide

Een kopje thee
Waarom kun je wel thee zetten met heet water, maar niet met koud water?

Slide 4 - Tekstslide

Filmpje botsende deeltjesmodel

Let goed op tijdens het filmpje en beantwoord de vraag:

  1. Wat is nodig voor een effectieve botsing, dus een reactie?

    Slide 5 - Tekstslide

    Slide 6 - Video

    Dus wat is nodig voor een effectieve botsing (3 factoren)?

    Slide 7 - Tekstslide

    Voor een effectieve botsing:
    • Moeten de deeltjes in de gelegenheid zijn om tegen elkaar te botsen;
    • Moet de totale energie van de stoffen voldoende hoog zijn;
    • Moet de ruimtelijke oriëntatie van de deeltjes juist zijn.



    Slide 8 - Tekstslide

    Slide 9 - Video

    Welke factoren hebben invloed op de reactiesnelheid?

    Slide 10 - Tekstslide

    Filmpje botsende deeltjesmodel

    Let goed op tijdens het filmpje en beantwoord de vraag:

    2. Hoe kun je een reactie versnellen?

    Slide 11 - Tekstslide

    Slide 12 - Video

    Welke factoren hebben invloed op de reactiesnelheid?

    Slide 13 - Open vraag

    Factoren die invloed hebben op de reactiesnelheid 

    • Soort stof
    • Concentratie (volume, druk): meer deeltjes in ruimte om te botsen

    • Temperatuur: deeltjes hebben grotere snelheid
    • Verdelingsgraad: deeltjes hebben groter contactoppervlak 
    • Aanwezigheid katalysator: deeltjes komen gedwongen bij elkaar



    Slide 14 - Tekstslide

    Demo melkpoeder

    Slide 15 - Tekstslide

    Slide 16 - Video

    Reactiesnelheid berekenen
    • Gemiddelde reactiesnelheid
    • Uitgedrukt in mol per liter per seconde (mol L-1 s-1)

    • Snelheid s = molariteit (mol/L) / tijd (s)



    Slide 17 - Tekstslide

    Reactiesnelheid berekenen
    • Benoem bij de reactiesnelheid vanuit welke stof je beredeneert OF corrigeer met de coëfficiënten. 
    • Voorbeeld op volgende slide.



    Slide 18 - Tekstslide

    Voorbeeld: 2 A (g) -> B (g)
    Gegevens: [A] daalt in 8,40 minuten van 0,200 M naar 0,166 M.
    Bereken de gemiddelde reactiesnelheid.
    t = 8,40 min * 60 = 504 s
    [A] = 0,200-0,166=0,034 M      [B]=0,034/2=0,017 M
    s (A)= 0,034 M / 504 s = 6,8 mol A L-1 s-1 
    s (B) = 0,017 M / 504 s = 3,4 mol B L-1 s-1
    OF s=6,8/2=3,4 mol L-1 s-1 (maakt niet uit of je reactiesnelheid voor A of B geeft als je deelt door de coëfficiënt uit de reactievergelijking).

    Slide 19 - Tekstslide

    Reactiesnelheid 
    Voorbeeld: 2 NH3 --> N2 + 3 H2

    • Begin reactie 0 mmol H2
    • Lijn q geeft mmol H2 aan op einde reactie.
    • Reactiesnelheid begint hoog, neemt af in de tijd. Bij q is reactiesnelheid 0.

    Slide 20 - Tekstslide

    Voorbeeld: Mg + 2 H+ -> Mg2+ + H2
    Bereken de gemiddelde reactiesnelheid tussen 10 en 20 seconden in mol H2 per seconde (T=298 K, p=p0).


      Slide 21 - Tekstslide


      Op tijdstip t is de reactie klaar. Welk diagram geeft de juiste weergave?

      Slide 22 - Tekstslide

      Wat is de werking van stof X?
      1. koelde het reactiemengsel af
      2. werkte als katalysator
      3. leverde ook zuurstof
      4. verbruikte de gevormde zuurstof

      Slide 23 - Tekstslide

      Oefenen met reactiesnelheid
      zie werkblad

      Slide 24 - Tekstslide

      Opstelling en reactievergelijking

      Slide 25 - Tekstslide

      Voorbeeldopdracht
      Bereken de gemiddelde reactiesnelheid tussen 10 en 20 seconden in mol s-1 (volume gas 24,0 dm3 per mol)

      Slide 26 - Tekstslide

      Antwoord vraag f

      Slide 27 - Tekstslide

      Aan de slag

      • Maken vragen 5, 13, 15, 17, 20 

      Slide 28 - Tekstslide

      Snelheidsvergelijking
      • Uit experimenten kun je bepalen van welke concentraties de reactiesnelheid afhangt.
      • Dit geef je weer in een snelheidsvergelijking.
      • Reactiesnelheid recht evenredig verband met stof A: s = k * [A]
      • k = constante

      Slide 29 - Tekstslide

      Voorbeeld: 2 ICl + H2 -> I2 + 2 HCl
      • Wat is het verband tussen de concentratie en de reactiesnelheid? 

      Slide 30 - Tekstslide

      Voorbeeld: 2 ICl + H2 -> I2 + 2 HCl



      • Verdubbeling [ICl] geeft verdubbeling van s (proef 1+2).
      • Halvering [H2] geeft halvering van s (proef 1+3)
      • Recht evenredig verband tussen snelheid en beide beginconcentraties.
      • s = k * [ICl] * [H2]

      Slide 31 - Tekstslide

      Opdracht 1

      Geef in een formule de relatie tussen reactiesnelheid s en de concentraties van de verschillende ionen

      5Br+(BrO3)+6H+3Br2+3H2O

      Slide 32 - Tekstslide

      Uitleg bij opdracht 1
      • Verdubbeling [Br-] geeft halvering tijd, lineair verband (proef 1+2).
      • Verdubbeling [BrO3-] geeft halvering tijd, lineair verband (proef 1+3).
      • Verdubbeling [H+] geeft 4x minder tijd, kwadratisch verband (proef 1+4).
      • s=k*[Br-]*[BrO3-]*[H+]2

      Slide 33 - Tekstslide

      Opdracht 2 (1/3)
      Men heeft onderzocht hoe de snelheid van de reactie tussen bromide en bromaat in zuur milieu afhangt van de concentraties van de reagerende deeltjes. De reactievergelijking is als volgt: (reactie 1)

      5Br+(BrO3)+6H+3Br2+3H2O

      Slide 34 - Tekstslide

      Opdracht 2 (1/2)
       (reactie 1)
      Om de reactiesnelheid van reactie 1 te meten, wordt een geringe hoeveelheid fenol toegevoegd. Dit fenol reageert onmiddellijk met het in reactie 1 gevormde broom volgens: 
      (reactie 2)
      De tijd, t, die verstrijkt vanaf het begin van reactie 1 tot alle fenol is omgezet, is een maat voor de reactiesnelheid.


      5Br+(BrO3)+6H+3Br2+3H2O
      Br2+C6H5OHBrC6H4OH+H++Br

      Slide 35 - Tekstslide

      Opdracht 2 (2/2)
      reactie 1
      reactie 2
      • gemeten tijd: 43 sec ; fenol is 
      • Bij het begin van iedere proef was de fenolconcentratie:        0,0060 mol L-1.
      • Hoe groot was de gemiddelde reactiesnelheid, uitgedrukt in de afname van de [BrO3] per seconde in proef 1?


      5Br+(BrO3)+6H+3Br2+3H2O
      Br2+C6H5OHBrC6H4OH+H++Br
      C6H5OH

      Slide 36 - Tekstslide

      Uitleg opdracht 2
      Reactie 1
      Reactie 2
      0,0060 mol fenol reageert met 0,0060 mol broom en dat is gevormd uit 0,0020 mol BrO3–. 
      In 43 seconden is dus de [BrO3] afgenomen met 0,0020 mol L–1 .
      De gemiddelde reactiesnelheid was dus: 
      0,0020 (mol/L) / 43 (s) = 4,7.10-5 mol L-1 s-1.


      5Br+(BrO3)+6H+3Br2+3H2O
      Br2+C6H5OHBrC6H4OH+H++Br

      Slide 37 - Tekstslide

      Opdracht 3
      2ICl(g)+H2(g)I2(g)+2HCl
      De formule voor de reactiesnelheid kan worden weergegeven met 

      Hierin is k de reactiesnelheidsconstante. Hoe groot zijn x en y?

      s=k[ICl]x[H2]y

      Slide 38 - Tekstslide

      Uitleg opdacht 3

      Slide 39 - Tekstslide

      Aan de slag

      • Maken vragen 5, 6, 9, 11, 13, 15, 17, 20 

      Slide 40 - Tekstslide