• Waarom…?
- Dit vraagt naar een oorzaak. Hierbij ga je op zoek naar signaalwoorden die een oorzaak aangeven (dankzij, vanwege, met als gevolg etc.)
• Twee of meer (oorzaken/redenen/voorbeelden/…)
- Dit vraagt naar een opsomming. Zoek naar signaalwoorden die een opsomming aangeven (vervolgens, en, ook) of naar telwoorden (als eerste, als laatst, ten tweede etc.).
• Juist of onjuist/wel of niet waar:
- Zoek het antwoord zo letterlijk mogelijk op in de tekst. Het juiste antwoord zit vaak in een detail, het woord staat bijvoorbeeld wel in de tekst, maar met een ontkenning.
- Kan je een antwoord niet vinden in de tekst? Dan is het antwoord altijd onjuist. Ook worden zaken geïmpliceerd in de tekst, maar niet nadrukkelijk gezegd. Ook dan is het antwoord onjuist.
- Staat er onjuist/juist? Beantwoord alleen met onjuist/juist. Staat er goed/fout? Beantwoord alleen met goed/fout. Haal je deze twee door elkaar, dan wordt de vraag fout gerekend. Zonde!