Woordenschat H3 vaste voorzetsel en voorzetseluitdrukkingen vwo 2

Woordenschat H3
- vaste voorzetsels
- voorzetseluitdrukkingen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat H3
- vaste voorzetsels
- voorzetseluitdrukkingen

Slide 1 - Tekstslide

Noem 5 voorzetsels

Slide 2 - Open vraag

Werkwoorden met vaste voorzetsels

Veel werkwoorden hebben vaste voorzetsels. 

- Houden van

- Nadenken over  




Slide 3 - Tekstslide

Vul aan met een vast voorzetsel
rekenen ...

Slide 4 - Open vraag

Vul aan met een vast voorzetsel:
Verlangen ...

Slide 5 - Open vraag

combinatie zelfstandig naamwoord, werkwoord en een vast voorzetsel

voorbeelden:

- Verstand hebben van

- aanmerkingen maken op

Slide 6 - Tekstslide

Vul aan met een vast voorzetsel:
een hekel hebben ...

Slide 7 - Open vraag

Vul aan met een vast voorzetsel
aanleiding geven ...

Slide 8 - Open vraag

voorzetseluitdrukkingen

Dit zijn woordcombinaties met een voorzetsel, een zelfstandig naamwoord en weer een voorzetsel.

vb:

- Ten tijde van (gedurende, tijdens)

- Met betrekking tot

- Ten behoeve voor

Slide 9 - Tekstslide

Vul aan met een vast voorzetsel:
door middel ...

Slide 10 - Open vraag

Vul aan met de vaste voorzetsels:
... de hand ...

Slide 11 - Open vraag

Sanja besteedt al haar zakgeld ... nieuwe kleren en make-up.
A
voor
B
op
C
in
D
aan

Slide 12 - Quizvraag

We zijn ons niet bewust ... de impact van reclame op ons koopgedrag.
A
over
B
van
C
met
D
voor

Slide 13 - Quizvraag

In de kantine wordt ... ingang ... het nieuwe schooljaar verse jus verkocht.
A
met- in
B
door - van
C
met - van
D
van - in

Slide 14 - Quizvraag

Er zijn grote verschillen in de manier waarop mensen ... geld omgaan.
A
met
B
aan
C
over
D
op

Slide 15 - Quizvraag

De Tweede kamer had veel kritiek ... de bezuinigingen van de regering.
A
in
B
met
C
over
D
op

Slide 16 - Quizvraag

... antwoord ... uw mail deel ik u het volgende mee.
A
op - in
B
in - op
C
aan - met
D
met - aan

Slide 17 - Quizvraag