HAVO 1 - Unit 2 - Lesson 2.4 - speaking

Caithlynn
Ravael
Keano
Evy
Musa
Fynn
Sienna
Damian
Seppe
Carlijn
Ian
Hesselina
Ayden
Lisa
Luca
Britte
Alice
Mick
Chloé
Tijn
Plattegrond H1A
Roos
Isaiah
Noah
Kayleigh
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Caithlynn
Ravael
Keano
Evy
Musa
Fynn
Sienna
Damian
Seppe
Carlijn
Ian
Hesselina
Ayden
Lisa
Luca
Britte
Alice
Mick
Chloé
Tijn
Plattegrond H1A
Roos
Isaiah
Noah
Kayleigh

Slide 1 - Tekstslide

UNIT 2 - MUSIC
Lesson 4: speaking

Slide 2 - Tekstslide

Lesindeling
  1. Grammatica bespreken
  2. Opdrachten maken
  3. Toetsvoorbereiding
  4. Blooket

Slide 3 - Tekstslide

Learning goals
  • Je kunt namen, getallen en bekende woorden verstaan.
  • Je kunt relevante informatie in korte geluidopnames over alledaagse zaken begrijpen. 
  • Je kunt het onderwerp van korte filmpjes bepalen (kijken)

Slide 4 - Tekstslide

'Have got'
I have got / haven't got
you have got / haven't got
she, he, it (shit) has got / hasn't  got

we have got / haven't got
you have got / haven't got
they have got/ haven't got

Slide 5 - Tekstslide

 TO HAVE GOT
Bevestigende zinnen:
I have got a pen.
Bij he/she/it ---> has got a pen
Ontkennende zinnen:
I haven't got a pen.
Bij he/she/it -- hasn't got a pen

Slide 6 - Tekstslide

Have got: Ontkenningen
Hoe ziet have got eruit in een ontkenning?
Have / has + not/ n't + got 


I have got a house. 
They have got twenty horses. 
She has got a problem. 

Slide 7 - Tekstslide

Have got: Ontkenningen
Hoe ziet have got eruit in een ontkenning?
Have / has + not/ n't + got 


I haven't got a house. 
They have not got twenty horses. 
She has got a problem. 

Er zit geen verschil tussen not en n't

Slide 8 - Tekstslide

To have got vragend

Het werkwoord to have got kan je op 2 manieren vragend maken.

Met het woord got (1) en zonder het woord got (2):


  • 1. He has got many friends --> Has he got many friends?
  • I have got two dogs --> Have you got two dogs?
  • 2. She has a lot of homework --> Does she have a lot of homework?
  • We have more than enough money --> Do we have more than enough money?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

plural nouns

Slide 11 - Tekstslide

Plural (meervoud)

De meeste vormen eindigen in het meervoud op -s

parent - parents
star - stars
friend - friends
Plural (meervoud)

Uitzonderingen eindigen op 
-z klank


watch - watches
dish - dishes

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Write the plural
1. child -> 
2. family ->
3. baby ->
4. mouse -> 
5. woman ->
6. apple ->
7. life ->
8. foot ->

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk bespreken

Slide 15 - Tekstslide

Get to work 
- Do exercises 40, 41 & 42 on p. 77-79

Finished?
- Study vocabulary 2.4 on p. 163


timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Homework
- Do exercises 36, 37, 38 & 39 on p. 74 & 77
- Study vocabulary 2.4 on p. 163
- Study the 'phrases speaking' on p. 165


Slide 17 - Tekstslide

Homework
- Herhaal vocabulary 2.1, 2.2, 2.3 & phrases writing (achter in je boek)


Slide 18 - Tekstslide