Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
opdracht 13,14 en 15
Welk woord is het tegenovergestelde van vlot verteld
A
onwaarschijnlijk
B
kan ik me voorstellen
C
laat me meeleven
D
langdradig
1 / 18
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
In deze les zitten
18 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Welk woord is het tegenovergestelde van vlot verteld
A
onwaarschijnlijk
B
kan ik me voorstellen
C
laat me meeleven
D
langdradig
Slide 1 - Quizvraag
Wat is het tegenovergestelde van saai
Slide 2 - Open vraag
Welke zin staat in de directe rede?
A
De jongen zegt dat hij een smaak ijs kiest.
B
Het meisje zegt dat de jongen niet zo gemeen moet doen.
C
Oma vraagt: 'Wat heb je gedaan op school?'
D
Filip zegt dat hij naar huis gaat.
Slide 3 - Quizvraag
Wat is directe rede?
A
Geen idee.
B
Laura vraagt aan de scheids waarom ze een punt krijgen.
C
Laura: 'En dan krijgt hij een punt.'
D
Dat je iets direct zegt.
Slide 4 - Quizvraag
Welke is juist?
(directe rede)
A
Chaimae zegt blij: 'Wat leuk om jou weer te zien.'
B
Chaimae zegt dat ze het leuk vindt om jou weer te zien.
C
'Wat heb jij een mooie handschrift,' zegt Chaimae
D
Chaimae zegt dat jij een mooie handschrift hebt.
Slide 5 - Quizvraag
werkwoorden
Een werkwoord kan van tijd veranderen.
tegenwoordige tijd (tt) schrijven
verleden tijd (vt) schreven
Slide 6 - Tekstslide
We lopen op onze blote voeten over het strand.
werkwoord?
A
we
B
lopen
C
voeten
D
strand
Slide 7 - Quizvraag
We lopen op onze blote voeten over het strand.
welke tijd
A
tegenwoordige tijd (tt)
B
verleden tijd (vt)
Slide 8 - Quizvraag
Hij is een acteur in die film.
werkwoord?
Slide 9 - Open vraag
vt of tt?
We wandelen door het park
Slide 10 - Open vraag
Wat is de verleden tijd van doen?
A
daden
B
deden
C
deeden
D
doenden
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van fietsen?
A
fietsten
B
fietsen
Slide 12 - Quizvraag
Hij (zijn)
Verleden tijd
A
zijn
B
ben
C
is
D
was
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van: kunnen
A
kan
B
kon
C
kunde
D
konden
Slide 14 - Quizvraag
verleden tijd van staan
Slide 15 - Open vraag
Wat is de verleden tijd?
A
Wij moesten.
B
Wij moeten.
Slide 16 - Quizvraag
wat is de verleden tijd?
zij willen
A
zij wilden
B
zij wouden
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd "hij wordt"?
A
hij werd
B
hij werdt
C
hij wordde
D
hij wert
Slide 18 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Proefles o.v.t. zwakke en sterke werkwoorden, 1F
April 2018
- Les met
27 slides
door
SCORE Nederlands vo/mbo
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
Oktober 2023
- Les met
42 slides
Nederlands
Primary Education
Age 7
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
19 dagen geleden
- Les met
42 slides
Nederlands
Primary Education
Age 7
Sterke werkwoorden
September 2022
- Les met
17 slides
Spelling
Basisschool
Groep 8
Spelling persoonsvorm in de vt
Juni 2019
- Les met
25 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd en verleden tijd (zwakke werkwoorden)
December 2022
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Verleden tijd oefeningen
September 2024
- Les met
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Werkwoordspelling: interactieve uitleg
September 2022
- Les met
46 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4-6