Hoofdstuk 6 paragraaf 1 Warmte en tempratuur (deel 1)

Hoofdstuk 6 paragraaf 1 Warmte en tempratuur
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6 paragraaf 1 Warmte en tempratuur

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

6.1.1 Je kunt elektrische warmtebronnen herkennen.
6.1.2 Je kunt het energie-stroomdiagram van een elektrische warmtebron tekenen.
6.1.3 Je kunt berekenen hoeveel warmte een elektrische warmtebron in een bepaalde tijd levert.
6.1.4 Je kunt het verband tussen temperatuur en tijd meten en weergeven in een diagram.
6.1.5 Je kunt het verband tussen temperatuur en warmte bepalen en weergeven in een diagram.

Slide 2 - Tekstslide

Warmtebronnen
We krijgen de warmte van warmtebronnen

Verschillende warmtebronnen werken op verschillen dingen. 

Denk bijvoorbeeld aan een gasfornuis of inductieplaat.

Slide 3 - Tekstslide

soorten energie
Elektrische energie: elektrische tijd (symbool E)
bewegingsenergie: energie van bewegende dingen (kinetische energie)

warmte: warmte is een vorm energie (symbool Q)

Licht energie : licht

chemische energie: energie uit stoffen

Slide 4 - Tekstslide

energie omzetting
In een elektrische warmtebron zit een draad. Als er stroom door deze draad loopt, wordt de draad warm en gaat hij gloeien.

 De elektrische energie wordt dan omgezet in warmte. 

Je kunt deze energie-omzetting in een schema zetten:

elektrische energie → warmte

De pijl (→) betekent: ‘wordt omgezet in’.

Slide 5 - Tekstslide

brandstoffen
Bij verbranding van een brandstof komt warmte vrij en ontstaan er nieuwe stoffen. 

Alle brandstoffen bevatten chemische energie. 


Je kunt deze energie-omzetting in een schema zetten:
 

chemische energie → warmte

Slide 6 - Tekstslide

Het energie-stroomdiagram van een dompelaar.
Q=E

Slide 7 - Tekstslide

Terugblik Hoofdstuk 1
In hoofdstuk 1 heb je geleerd dat je de energie (E) kan berekenen met vermogen (P) en tijd (t).

E= P x t

Slide 8 - Tekstslide

koppeling dit hoofdstuk
Q=E
Als Q gelijk is aan E dan kan je de volgende formule gebruiken.

Q=E= P x t

Slide 9 - Tekstslide

Symbolen en grootheden
Q = E = P · t

In deze formule is:
• Q de hoeveelheid geleverde warmte in joule (J);
• E de hoeveelheid elektrische energie in joule (J);
• P het vermogen van het apparaat in watt (W);
• t de tijd dat het apparaat aanstaat in seconden (s).

Slide 10 - Tekstslide

• E de hoeveelheid elektrische energie in joule (J);

Dat is raar...

Tot nu toe heb je geleerd dan E de eenheid kWh heeft maar het kan dus ook in J


Slide 11 - Tekstslide

De waterkoker (2400 W) in figuur hiernaast doet er 25 s over om 175 mL water aan de kook te brengen. Je hebt dan genoeg heet water voor één kop thee.
Bereken hoeveel warmte de waterkoker in die 25 s heeft geleverd.

Q=E=Pxt

Slide 12 - Open vraag

Waarde omrekenen
Met 1 joule elektrische energie kun je niet zo veel. Een apparaat van 1 watt kan er maar 1 seconde op werken. 

De apparaten die je in het dagelijks leven gebruikt, hebben een veel hoger energieverbruik. 

 In de praktijk werk je daarom vaak met kilojoules (kJ) of megajoules (MJ).

Slide 13 - Tekstslide

De waterkoker heeft 60000 J warmte nodig.

Hoeveel kJ is dat ?

Slide 14 - Open vraag

Huiswerk

Maken in boek B opdracht 1-2-3-4-6-7-8 (blz 81 t/m 83)

Slide 15 - Tekstslide