Symbolisch zelfportret

Symbolisch zelfportret
praktijkopdracht V4
periode 3
23/24
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
ArtSecondary Education

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Symbolisch zelfportret
praktijkopdracht V4
periode 3
23/24

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk je aan bij zelfportret?

Slide 2 - Woordweb

Waar denk je aan bij symbolen?

Slide 3 - Woordweb

Inleiding
Het doel van deze opdracht is om je te stimuleren na te denken over je eigen identiteit en persoonlijke symboliek, en dit vervolgens te uiten in de vorm van een zelfportret. Deze opdracht moedigt creativiteit aan en biedt je de mogelijkheid om je zelfreflectie vaardigheden te ontwikkelen.
Deze opdracht geeft je de ruimte om je creativiteit te uiten en te reflecteren op je eigen identiteit. Het benadrukt het belang van persoonlijke expressie in de kunst en moedigt je aan om betekenisvolle keuzes te maken in je werk.

De opdracht wordt in twee delen verdeeld;
De onderzoeksfase en de uitwerkingsfase.


Slide 4 - Tekstslide

Onderzoeksfase
Het eerste deel bestaat uit een werkmap. Hierin komen verschillende onderdelen die je hebt gemaakt. Je bewaart dus alles. Denk aan je schetsen, foto’s, mooie afbeeldingen die je hebt gevonden die passen bij wat je wilt maken enz.
Maak een brainstorm waarin je verwerkt wie je bent, wat je belangrijk vindt en welke symbolen of elementen jouw persoonlijkheid weerspiegelen. Verwerk een lijst van deze symbolen en overweeg hun betekenis.
Bekijk verschillende zelfportretten van kunstenaars door de geschiedenis heen. Onderzoek hoe kunstenaars hun eigen identiteit hebben uitgedrukt en welke symbolen ze hebben gebruikt. Je zet in je verslag minimaal 3 zelfportretten met een beschrijving van je onderzoek en toelichting waarom je ze gekozen hebt.


Slide 5 - Tekstslide

Onderzoeksfase
Maak vervolgens ten minste drie schetsen van mogelijke composities voor je zelfportret. Experimenteer met verschillende houdingen, gezichtsuitdrukkingen en de plaatsing van de symbolen die je hebt gekozen en geef in je verslag een toelichting bij de schetsen.
Kies een kleurenpalet dat past bij de sfeer van je zelfportret en de emotionele lading van de symbolen. Onderzoek verschillende materialen (bijv. verf, aquarel, potloden, collagetechnieken) en kies het materiaal dat het beste past bij je visie. In je verslag onderbouw je je onderzoek.
Verwerk in je reflectie de uitleg welke symbolen je hebt gekozen en waarom. Bespreek ook de technieken en materialen die je hebt gebruikt en hoe ze hebben bijgedragen aan het overbrengen van je boodschap.

Slide 6 - Tekstslide

Heb je vragen over de onderzoeksfase?

Slide 7 - Woordweb

Procesmap
Je maakt een map aan met daarin de volgende onderdelen:
• Voorblad; naam, klas, vak, docent
• Inhoudsopgave; eerst hoofdstuk, dan bladzijde nummer
• Inleiding; wat is de opdracht, wat zit er in je werkmap? Wat is je verwachting?
• Brainstorm
• Onderzoek zelfportretten kunstenaars
• 3 schetsen met toelichting
• Materiaal onderzoek
• Logboek met foto’s, waarin gemaakte keuzes en werkzaamheden omschreven en onderbouwd worden
• Nawoord met zelfreflectie

Slide 8 - Tekstslide

uitwerkingsfase
Maak het zelfportret op basis van de gekozen schets en kleur- en materiaalonderzoek. Wees expressief en gebruik verschillende technieken om de diepte en textuur in je schilderij te brengen.

Slide 9 - Tekstslide

Beoordelingseisen Kunstdossier

• Voorblad + inhoudsopgave 2 p
• Inleiding 2p
• Brainstorm 5 p
• Onderzoek zelfportretten 5 p
• 3 schetsen 15 p
• Materiaal onderzoek 5 p
• Logboek 4 p
• Nawoord en zelfreflectie 2 p
• Planning 10 p
Totaal: 50 p

Beoordelingseisen zelfportret


  • Gebruik van het materiaal en de techniek 10 p
  • Kleurgebruik 10
    p
  • Verhouding en vorm 10
    p
  •  Herkenbaarheid  10
    p
  •  Afwerking 10p











Totaal: 50 p

Slide 10 - Tekstslide

Planning periode 3




Te laat inleveren van je werk kost je altijd
punten!!!!!!!



Planning altijd onder voorbehoud

Slide 11 - Tekstslide

Heb je nog vragen over de opdracht?

Slide 12 - Woordweb