Writing: letters, formal vs informal, conjunctions, prepositions

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Today
- start period 4
- writing: theory
- promote your business
- quizlet: practice vocab

Slide 2 - Tekstslide

P4
- woordentoets NL - EN
- schrijftoets
- afronden portfolio

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik?

Slide 4 - Open vraag

Yours sincerely
All the best
Regards
Dear Mr Jones
Dear John
Dear Sir/ Madam
My dearest Pete
Formeel
Informeel
Yours faithfully

Slide 5 - Sleepvraag

Waar moet je aan denken als je een Engelse brief schrijft?

Slide 6 - Woordweb

Brief schrijven
inleiding - kern - slot
let op de toon
let op het taalgebruik: formeel of informeel
gebruik verbindingswoorden/ voegwoorden
zie pagina 335 van je boek voor de opzet van een zakelijke brief

Slide 7 - Tekstslide

Brief schrijven
- Hoe begin je een formele brief? En hoe sluit je 'm af?
- Hoe begin je een informele brief? En hoe sluit je 'm af?

Slide 8 - Tekstslide

DO
DON'T
afkortingen
volledige zinnen
chattaal
wanna, gonna
alinea's
i en u (ik en jij)
hoofdletters en komma's

Slide 9 - Sleepvraag

Grammar recap
Weet je nog hoe het zit met de verschillende tijden?

Slide 10 - Tekstslide

Fill in the gap
Yesterday, I ____ (get) some chocolates
A
gets
B
am getting
C
get
D
got

Slide 11 - Quizvraag

My mother ____ (love) gardening
A
is loving
B
loves
C
love
D
was loving

Slide 12 - Quizvraag

I ____ (work) here since 2016, I absolutely love it!
A
have worked
B
has worked
C
have working
D
worked

Slide 13 - Quizvraag

Look! The sun ____ (shine)!
A
shine
B
shines
C
is shining
D
was shining

Slide 14 - Quizvraag

I ____ (never + see) that movie.
A
have never seen
B
never have saw
C
never saw
D
has never seen

Slide 15 - Quizvraag

She ____ (know + not) how to skate
A
knows not
B
doesn't know
C
know not
D
don't know

Slide 16 - Quizvraag

Welke woorden/ zinnen zou je kunnen gebruiken om een product te promoten of verkopen?

Slide 17 - Woordweb

Opdracht: promote your business
Werk in tweetallen
Schrijf een pitch waarmee je je product aanprijst
Presenteer je pitch

Nabespreken: wat zorgt er voor dat mensen overtuigd worden? Welke (soort) woorden horen daarbij?

Slide 18 - Tekstslide

Fill in the gap: I missed the bus ____ my cat had to vomit
A
unless
B
because
C
while
D
before

Slide 19 - Quizvraag

Fill in the gap: I missed the bus, ___ now I have to wait.
A
since
B
because
C
though
D
so

Slide 20 - Quizvraag

Fill in the gap: Call me ___ you have arrived.
A
if
B
when
C
then
D
for

Slide 21 - Quizvraag

Fill in the gap: Bianca wore her rain boots; _____, her feet stayed dry during the storm.
A
however
B
therefore
C
on the other hand
D
because

Slide 22 - Quizvraag

Fill in the gap: I couldn't talk to him, ___ he was abroad.
A
for
B
if
C
until
D
to

Slide 23 - Quizvraag

Fill in the gap: You won’t pass the test ____ you study.
A
when
B
if
C
unless
D
therefore

Slide 24 - Quizvraag

Fill in the gap: I've been studying for hours, and ___ I don't get it.
A
however
B
because
C
after all
D
still

Slide 25 - Quizvraag

Fill in the gap: We had hoped to go to Spain; ____, we ended up in France.
A
otherwise
B
again
C
instead
D
unless

Slide 26 - Quizvraag

Opdracht: voegwoorden/ voorzetsels

Ga naar pagina 341 van je boek (als je die hebt) of check het bestand voegwoorden/ voorzetsels op It's Learning.
Maak 5 zinnen met voegwoorden en 5 zinnen met voorzetsels

Over max. 10 minuten gaan we het bespreken. 

Slide 27 - Tekstslide

Extra oefenen met voegwoorden en voorzetsels?


Ga naar Studiemeter -> first aid course English
Hier vind je grammatica oefeningen per niveau

Slide 28 - Tekstslide

Waar moet je aan denken als je een Engelse brief schrijft?

Slide 29 - Woordweb

Opdracht: wat is er fout?
Ga naar It's Learning -> Engels 
Open het bestand 'oefenbrief - spot the mistakes'.

Ik ga jullie in groepjes hiermee aan de gang zetten.
(ca 20 minuten)

Slide 30 - Tekstslide