Krant en Klaar - april 2021 les 2

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

woordenschat Doggerland
duwen, duwde, zijn geduwd
de heuvel / de heuvels
ontstaan, ontstonden, zijn ontstaan
 schuiven, schoven , zijn  geschoven
het landschap / de landschappen
de jacht (enkelvoud woord)
het wapen / de wapens
de kust / de kusten
de kabeljauw / de kabeljauwen

Slide 2 - Tekstslide

DOGGERLAND
De Noordzee ligt tussen
Engeland, Nederland en 
Denemarken.
Ook een deel van Duitsland grenst 
eraan. Vroeger dachten de mensen 
dat deNoordzee al miljoenen jaren
bestaat. Maar pas sinds 100 jaar
weten we, dat dit niet zo is.
De Noordzee bestaat pas 4000
jaar. Waar nu de Noordzee ligt,
was vroeger land.

Slide 3 - Tekstslide

Wat klopt?
A
Vroeger grensden Nederland, Engeland en Denemarken aan elkaar
B
Miljoenen jaren geleden lag de Noordzee tussen Nederland, Engeland en Denemarken
C
Vroeger lag er geen zee tussen Engeland en Nederland
D
De Noordzee lag vroeger onder het land.

Slide 4 - Quizvraag

IJstijd
De Aarde bestaat al 4,5 miljard jaar. In al die tijd is er veel met onze planeet gebeurd.
Ook het klimaat veranderde vaak. Nederland bijvoorbeeld lag soms onder een dikke
laag ijs. Na lange tijd werd het hier warmer. Het ijs verdween. Maar na duizenden
jaren werd het weer kouder. Dan was er weer een ijstijd.
IJstijd
De Aarde bestaat al 4,5 miljard jaar. In al die tijd is er veel met onze planeet gebeurd.
Ook het klimaat veranderde vaak. Nederland bijvoorbeeld lag soms onder een dikke
laag ijs. Na lange tijd werd het hier warmer. Het ijs verdween. Maar na duizenden
jaren werd het weer kouder. Dan was er weer een ijstijd.

Slide 5 - Tekstslide

Wat klopt?
A
Er is vaker een ijstijd geweest
B
Na elke duizend jaar werd het steeds een beetje kouder
C
In de ijstijd was het soms warm
D
In de ijstijd veranderde het klimaat.

Slide 6 - Quizvraag

Heuvels
Tijdens een ijstijd schoof een dikke laag ijs vanuit het koude
noorden naar Nederland. Dat ging heel langzaam.
Soms een paar centimeter per dag. Die dikke ijslaag duwde het
zand hier omhoog. (Zie plaatje.)
Daardoor ontstonden heuvels. Die heuvels zijn er nu nog. De Veluwe bijvoorbeeld en de heuvels in Utrecht en Overijssel.
In het ijs zaten ook grote stenen, die langzaam met dat ijs mee schoven. Deze grote stenen vind je nu nog in ons landschap.

Slide 7 - Tekstslide

Een dikke laag ijs duwde
het zand omhoog
Dikke laag ijs
Zand
Heuvels

Slide 8 - Tekstslide

In de tekst staat: ‘In het ijs zaten ook grote stenen.’
Hoe kwamen die stenen in het ijs?
A
Er zitten altijd stenen in ijs
B
De mensen stopten ze erin
C
Die vielen uit de ruimte op het ijs
D
Die zaten in de grond en werden door het ijs meegesleept.

Slide 9 - Quizvraag

In de tekst staat: ‘Deze grote stenen vind je nu nog in ons landschap.’
Wat betekent het woord landschap?
A
Het land waar je woont
B
Het land waar iets verbouwd wordt
C
Het gebied dat je om je heen ziet
D
Het zand in het ijs.

Slide 10 - Quizvraag

Mammoeten en neushoorns
De laatste ijstijd begon ongeveer
100.000 jaar geleden. Die duurde
90.000 jaar. Er leefden hier in die
tijd dieren, die al lang niet meer
bestaan. Mammoeten en grote
neushoorns bijvoorbeeld maar ook veel soorten vogels. Mensen waren er ook. Ze leefden vooral van de jacht. Ze maakten wapens, bijlen en messen van steen en van botten. Van de huid van dieren maakten ze kleren.
maakten ze kleren.
Doggerland

Slide 11 - Tekstslide

Doggerland
Langzaam verdween het ijs uit Nederland. Maar in grote delen van Noorwegen, Finland en Zweden bleef
dat ijs nog heel lang liggen.
De Noordzee was er toen nog niet. Dat gebied was land.
De naam van dat land is Doggerland.
Doggerland was vruchtbaar. Er groeide veel dat je kon eten.
Er leefden nog steeds veel wilde dieren.

Slide 12 - Tekstslide

In de tekst staat: ‘De laatste ijstijd begon ongeveer 100.000 jaar geleden.
Die duurde 90.000 jaar.’
Wanneer kwam een eind aan die ijstijd?
A
2021 jaar geleden
B
Ongeveer 1000 jaar geleden
C
Ongeveer 10.000 jaar geleden
D
190.000 jaar geleden.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

In de tekst staat: ‘Langzaam verdween het ijs uit Nederland.’
Waardoor verdween dat ijs?
A
Door de vervuiling van de lucht
B
De winter was voorbij
C
De mensen haalden het weg
D
Het klimaat veranderde.

Slide 15 - Quizvraag

Noordzee
Ongeveer 8.000 jaar geleden steeg
het water in de zee. Dat kwam omdat
het warmer werd op Aarde.
Veel van het ijs in Noorwegen,
Finland en Zweden ging smelten. Delen van Doggerland kwamen daardoor onder water.
De mensen die daar woonden, moesten weg. Het duurde nog 4000 jaar voordat heel
Doggerland onder water lag. Zo ontstond de Noordzee.

Slide 16 - Tekstslide

Wat klopt?
A
De Noordzee ontstond in Noorwegen, Finland en Zweden
B
De Noordzee ontstond op de plaats waar vroeger Doggerland lag
C
Noorwegen, Finland en Zweden hoorden vroeger bij Doggerland
D
Noorwegen, Finland en Zweden kwamen onder water te staan.

Slide 17 - Quizvraag

Een groot bos
Tot 1913 wisten we niet dat de Noordzee vroeger land was. We wisten niet dat je van Nederland naar Engeland kon lopen. Maar onderzoekers wilden meer weten over de bodem van de Noordzee. Ze ontdekten delen van bomen in het water niet ver van de Engelse kust. Toen ontdekten ze ook dat hier vroeger een groot bos was geweest.
Wat later vonden ze resten van beren, wolven, herten, zwijnen, otters, bevers, mammoeten, neushoorns, vogels en nog veel meer.

Slide 18 - Tekstslide

de bever
het zwijn
het hert
de otter
de beer

Slide 19 - Sleepvraag

In de tekst staat: ‘We wisten niet dat je van Nederland naar Engeland kon
lopen.’
Welke zin past hierachter?
A
Nu kun je dat wel
B
We dachten altijd dat er een zee tussen lag
C
Het was maar een korte afstand
D
We hadden Engeland nog niet ontdekt.

Slide 20 - Quizvraag

Veel onderzoek
Sinds 1960 is er veel onderzoek
op en in de bodem van de
Noordzee. We vinden spullen uit
de tijd dat de Noordzee Doggerland was. Dat zijn speren, haken, bijlen, potten en resten van mensen en dieren. Met de hulp van computers weten we nu hoe de mensen er toen uitzagen. We weten wat ze deden, hoe ze leefden. Nu liggen in de bodem van de Noordzee nog veel dingen uit die tijd.

Slide 21 - Tekstslide

In de tekst staat: ‘We vinden spullen uit de tijd dat de Noordzee Doggerland
was.’
Hoe oud zijn die spullen ongeveer?
A
Tussen 100.000 jaar en 8.000 jaar oud ongeveer
B
Ongeveer 60 jaar
C
Ongeveer 4,5 miljard jaar
D
Tussen de 4000 jaar en nu ongeveer.

Slide 22 - Quizvraag

Kabeljauw
Op sommige plaatsen is de Noordzee 80
meter diep. Maar bij de Doggersbank is dat
maar 15 meter (zie kaartje). Vroeger was de
Doggersbank een gebied met heuvels in
Doggerland. Het woord dogger betekent:
iemand die kabeljauw vangt. Kabeljauw is een vis die veel voorkomt bij de Doggersbank.
Nederlanders eten graag kabeljauw.
Nederlandse vissers gaan vaak naar de
Doggersbank om daar kabeljauw te vangen.

Slide 23 - Tekstslide

Wat klopt?
A
Vroeger was de Doggersbank een hoger gebied in Doggerland
B
Vroeger kochten Nederlanders kabeljauw van de mensen in Doggerland
C
De Doggersbank hoort bij Nederland
D
Kabeljauw leefde vroeger op de heuvels in Doggerland.

Slide 24 - Quizvraag

woordenschat: NEE
kwestsen, kwetste, heeft gekwetst
misbruik maken van
zich schuldig voelen

Slide 25 - Tekstslide

NEE
Je bent aardig. De mensen vinden
 je een goed mens. Je helpt 
andere mensen graag. Dat weten
die andere mensen. Ze vragen je 
vaak om hulp.
Je zegt altijd ja. Maar soms wil je
liever nee zeggen. Omdat je geen 
tijd hebt bijvoorbeeld. Of omdat je
geen zin hebt. En toch zeg je ja.
Je durft geen nee te zeggen.

Slide 26 - Tekstslide

Beschermen

Je wilt andere mensen geen pijn doen.
Je wilt ze niet kwetsen. Als je nee zegt,
ben je bang, dat je een ander wèl pijn
doet. Maar je mag best nee zeggen.
Je moet af en toe aan jezelf denken.
Je moet jezelf soms beschermen. Als je altijd ja zegt, kunnen andere mensen misbruik van je maken. Daar komt bij, dat je in de problemen kunt komen, als je steeds maar ja
zegt.

Slide 27 - Tekstslide

Geen twee dingen tegelijk
Soms zeg je ja, terwijl je weet, dat je iets belooft wat eigenlijk niet kan. De buurman vraagt je of je hem wilt helpen om zijn kamer te schilderen. Je zegt ja. Maar je hebt ook al beloofd dat je op dezelfde tijd thuis dingen zult doen. Je kunt die twee dingen niet tegelijk doen. Daarom is er een 
probleem.  Help je de buurman? 
Dan kun je thuis niets doen. Doe je 
thuis de dingen, die je hebt beloofd? Dan kun je de buurman niet helpen ...

Slide 28 - Tekstslide

Een naar gevoel
Soms ben je bang dat een ander in de problemen komt als je nee
zegt. Je voelt je schuldig als je nee zegt. Je bent bang, dat de ander je niet meer aardig vindt.
Je bent bang dat hij nare dingen over je gaat zeggen. Maar als je
steeds ja zegt en je bedoelt nee, dan heb je zelf een naar gevoel.
Daar komt nog bij dat een ander denkt, dat hij jou altijd alles kan
vragen. Je zegt toch nooit nee.

Slide 29 - Tekstslide

Slaaf
Als iemand je vraagt om hem te helpen, mag je altijd nee zeggen. Die ander voelt zich vrij om iets
aan je te vragen. Maar je bent zelf ook vrij om een eerlijk antwoord te geven. Zo’n antwoord kan
nee zijn.
Je mag nee zeggen, omdat je moe bent of omdat je geen zin hebt. Als je dat niet durft, dan zeg je:
‘Sorry, ik heb even tijd nodig voor mezelf.’
Als je ja zegt terwijl je nee bedoelt, word je een
slaaf van je eigen gedrag.
Meestal vindt de ander het geen probleem als je
nee zegt. Hij vindt je daarom niet minder aardig.
Hij snapt je. En hij weet dat het een volgende keer
misschien ja is.

Slide 30 - Tekstslide

Als je ja zegt terwijl je nee bedoelt, word je een
slaaf van je eigen gedrag.
Meestal vindt de ander het geen probleem als je
nee zegt. Hij vindt je daarom niet minder aardig.
Hij snapt je. En hij weet dat het een volgende keer
misschien ja is.
Je wilt het wel, maar je kunt niet altijd iemand helpen
Je mag nee zeggen

Slide 31 - Tekstslide

En dan nog dit ...

Je wilt graag autorijden. Maar dan heb je wel een rijbewijs nodig. Je neemt rijles. Je leert de verkeersregels. En dan doe je examen.
Misschien slaag je, misschien zak je. De meeste mensen zakken één of twee keer. Daarna slagen ze en hebben ze hun rijbewijs.

Sommige mensen doen daar iets langer over. Een man uit Polen is al 192 keer gezakt. Al die examens hebben hem veel geld gekost. Maar volgens de berichten geeft hij niet op. Wie weet, haalt hij examen 193 wel. En anders examen 194? Of 195? Of ...

Slide 32 - Tekstslide