Overal 3H 1.1

Hefbomen gebruiken 1.1
De formule is voor het berekenen van de zwaartekracht is:
                                   Fz = m x g
Fz = de zwaartekracht
m = de massa in kg
g = de sterkte van de zwaartekracht (gravitatie) in N


1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hefbomen gebruiken 1.1
De formule is voor het berekenen van de zwaartekracht is:
                                   Fz = m x g
Fz = de zwaartekracht
m = de massa in kg
g = de sterkte van de zwaartekracht (gravitatie) in N


Slide 1 - Tekstslide

Hefbomen gebruiken 1.1
Een halter heeft een massa van 55 kg.
Bereken de zwaartekracht op de halter
Voorbeeld
m = 55 kg
g  = 9,81 N/kg

Fz = m.g
55 x 9,81 = 539,55 N

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de formule voor de zwaartekracht
A
F = m/g
B
F = m + g
C
F = m·g
D
F = m - g

Slide 3 - Quizvraag

Op een voorwerp van 1 kg werkt de zwaartekracht.
Hoe groot is de zwaartekracht?
A
0,1 N
B
0,981 N
C
10 N
D
9.81 N

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de zwaartekracht op een tennisbal van 56 gram?
A
548,8 N
B
5,7 N
C
0,549N
D
0,57N

Slide 5 - Quizvraag

Bereken de zwaartekracht van een kist van 6,2 kg.

Slide 6 - Open vraag


Bereken de zwaartekracht op een voetbal van 250 gram.

Slide 7 - Open vraag

Hefbomen gebruiken 1.1
Het aangrijpingspunt is de plaats
waar de kracht werkt

Het aangrijpingspunt van de
zwaartekracht (Fz) ligt midden in
het voorwerp.
Dit noem je het zwaartepunt.

Het aangrijpingspunt van de spankracht (Fspan)is de plaats waar het touw vast zit

Slide 8 - Tekstslide

Hefbomen gebruiken 1.1
Het draaipunt is de plaats waar de hefboom omheen draait. Je geeft dit aan met een driehoek

Slide 9 - Tekstslide

wat is het aangrijpingspunt?
A
de voeten van de mannetjes
B
de handen van de mannetjes
C
de punt aan de bovenkant van de pijl
D
de punt aan de onderkant van de pijl

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heet het aangrijpingspunt van de zwaartekracht?
A
zwaartepunt
B
gewichtspunt
C
aantrekkingspunt

Slide 11 - Quizvraag

Waar zit het aangrijpingspunt van de kracht op het paard?
A
bij de handen van de mannen
B
Bij de rode band onder de voorpoot
C
Bij de rode band op de rug

Slide 12 - Quizvraag

De punt op de steen is het aangrijpingspunt. Welke kant zou de pijl op getekend moeten worden?
A
naar boven
B
naar rechts
C
naar beneden
D
naar links

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heet de plek waarop de kracht werkt?
A
Het aangrijpingspunt
B
Het draaipunt
C
De arm van de kracht
D
De hefboom

Slide 14 - Quizvraag

Stelling:
Hefbomen hebben altijd een draaipunt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Het draaipunt zit bij punt
A
P
B
Q
C
R

Slide 16 - Quizvraag

Een skateboarder wil zijn
board weer op vier wielen zetten.

Welke letter geeft de plaats
van het draaipunt van het
skateboardt het best weer?
A
B
C
D

Slide 17 - Quizvraag






               Welke hefboom geeft de meeste kracht? 
A
Hefboom A
B
Hefboom B
C
Hefboom C
D
geen van alle

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de functie van een hefboom?
A
Een hefboom is een krachtversterker
B
Een hefboom is een krachtverslapper
C
Een hefboom is een grotere arm

Slide 19 - Quizvraag

Wat is GEEN hefboom?
A
Schaar
B
Hamer
C
Tuinslang
D
Breekijzer

Slide 20 - Quizvraag

Een hefboom heeft een punt waar de hefboom om kan draaien.
Hoe heet dat punt?

A
het middelpunt
B
het draaipunt

Slide 21 - Quizvraag

Een kruiwagen is een hefboom met een last in het midden?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Rekenen aan hefbomen 1.2
Kracht en arm

De combinatie van kracht en afstand drukken we uit in het krachtmoment M


De eenheid van krachtmoment is newtonmeter (Nm)
M = F . r
M is het krachtmoment in newtonmeter (Nm)
F is de kracht in newton (N)
r is de loodrechtearm van de kracht in meter (m)

Slide 23 - Tekstslide

Een hefboom heeft een punt waar de hefboom om kan draaien.
Hoe heet dat punt?

A
het middelpunt
B
het draaipunt

Slide 24 - Quizvraag

Wat is bij hefbomen de definitie van de "arm"
A
de afstand van het draaipunt tot het aangrijpingspunt van de kracht
B
de afstand van het draaipunt tot het uiteinde van de kracht
C
de loodrechte afstand van het draaipunt tot de werklijn van de kracht
D
de afstand tussen beide krachten die in evenwicht zijn

Slide 25 - Quizvraag

Veel werktuigen zijn hefbomen.

Wat speelt bij een hefboom een belangrijke rol?
A
Afstand tot het draaipunt
B
Grootte van beide krachten
C
De grootte van het draaipunt
D
Zowel de grootte van de krachten als de afstand tot het draaipunt

Slide 26 - Quizvraag

Rekenen aan hefbomen 1.2
Evenwicht.

Mtegen = Mmee of (F.r)tegen = (F.r)mee
M: momentkracht in newtonmeter Nm
F: kracht in newton
r: loodrechte arm van de kracht in meter

Slide 27 - Tekstslide

Rekenen aan hefbomen 1.2
Momentenwet:
Een hefboom is in evenwicht als de momenten elkaar opheffen.
 

In formuletaal wordt dit:
M+ = M-
M+ is het ene moment in Nm.
M- is het andere moment in Nm
Je kan ook schrijven: F₁ x r₁ = F₂ x r₂

Slide 28 - Tekstslide

Om bij een hefboom evenwicht te krijgen moet:
A
De kracht met de klok mee gelijk zijn aan de andere kracht met de klok mee.
B
Het krachtmoment met de klok mee gelijk zijn aan het krachtmoment tegen de klok in
C
De massa aan beide zijden gelijk zijn.
D
Geen van bovenstaande antwoorden.

Slide 29 - Quizvraag

De hefboom is in evenwicht.Bereken het gewicht aan de rechterzijde
A
360 N
B
120 N
C
60 N
D
40 N

Slide 30 - Quizvraag

Is deze hefboom in evenwicht?
A
Ja, de hefboom is in evenwicht
B
Nee, draait naar links
C
Nee, draait naar rechts

Slide 31 - Quizvraag

F bij hefboom a is
A
64 m
B
9,0 Nm
C
0,090 mN
D
9,0 N

Slide 32 - Quizvraag

F bij hefboom a is
A
64 m
B
9,0 Nm
C
0,090 mN
D
9,0 N

Slide 33 - Quizvraag

Je ziet een hefboom waaraan gewichtjes zijn bevestigd. Alle gewichtjes zijn gelijk.

Wat zal er met de hefboom gebeuren?
A
De hefboom is in evenwicht en zal niet draaien.
B
De hefboom zal linksom draaien.
C
De hefboom zal rechtsom draaien.
D
De hefboom draait naar links en naar rechts

Slide 34 - Quizvraag


Bereken de Fz van vader.
noteer formule, gegevens en berekening

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide