dinsdag 18 mei

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

dinsdag 18 mei 2021

09.00 - 09.15 uur Inloop	13.00 - 14.00 uur Rekenen
09.15 - 10.15 uur woordenschat	14.00 - 14.30 uur Grammatica
10.15 - 10.30 uur Pauze	14.30 - 15.00 uur Burgerschap les 1 Rechten en Plichten
10.30 - 11.15 uur begrijpend lezen
11.00- 11.45 uur Schrijfopdracht bij leestekst
11.45 - 12.30. DISK/In Zicht
12.30 - 13.00 Pauze

Woordenschat

Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema :

technologie

Maak aantekeningen:

Schrijf het woord op, 

de betekenis en 

de voorbeeldzin. 

intelligent

• als je dingen snel begrijpt en slim bent;
• hoeft niet altijd te gaan om leren, je kan ook op andere gebieden intelligent zijn (sociaal);
• Zin: Je kan intelligent zijn op verschillende gebieden. Ik kan goed rekenen en kan zeggen dat ik op rekengebied intelligent ben.

het doel

• iets wat je wilt bereiken;
• een doel voor je leven, maar ook een doel voor de dag (doel voor over een lange tijd en doel voor over een korte tijd);
• Zin: Mijn doel is om een goede studie te volgen, zodat ik later een goede baan kan krijgen.
• Zin: Mijn doel voor vandaag is om geen ruzie te maken.

het middel

• iets wat je gebruikt om een doel te bereiken;
• iets wat je gebruikt om je te helpen een probleem op te lossen;
• Zin: Het rekenmachine is een middel wat je kan gebruiken bij wiskunde.
• Zin: Om mijn doel te bereiken, moet ik verschillende middelen gebruiken. Bijvoorbeeld mijn talent voor studeren.

de trend

• iets wat op dit moment actueel is;
• de richting waar iets naar toe gaat;
• zin: Kan jij mij vertellen wat op dit moment de trend is als het om kleding gaat?
• zin: De trend op het gebied van mobiele telefoons is dat deze steeds dunner worden.

het onderscheid

• dat waarin iemand of iets niet hetzelfde is als iets of iemand anders;
• Synoniem: het verschil;
• Tegenstelling: de overeenkomst
• zin: Het onderscheid tussen jou en mij is dat ik niet veel aan sport doe en jij wel.

In welke zin wordt het goede voorbeeld gegeven van het woord:
het onderscheid

1. Deze twee zusjes hebben altijd dezelfde kleding aan.
2. Ik lijk heel veel qua uiterlijk op mijn moeder.
3. Mijn broer en ik lijken helemaal niet op elkaar.
4. Als ik kleding ga kopen met mijn beste vriend, kopen wij altijd dezelfde kleding.

Op welk gebied ben jij intelligent ?

Wat betekent:
de trend

1. iets wat gisteren gebeurde
2. iets van vroeger
3. iets wat nu actueel is
4. hoe iets gaat veranderen

Welk doel heb jij in je leven?

Welk middel ga jij gebruiken om je doel te bereiken?

Opdracht: welk woord hoort in de zin?

Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Vraag mij niet wat mijn .......... is. Ik heb daar nog niet over nagedacht.

Welk ............ ga jij inzetten om je doel te bereiken?

Kan iemand mij vertellen wat de ....... is op TikTok? Ik wil ook meedoen!

Deze broers lijken heel erg op elkaar. Ik kan .................... niet vertellen.

De docenten van klas 2E zijn echt............... Ze beantwoorden alle vragen!

Zinnen maken

Maak zinnen met de woorden.

Regels:

- denk aan de leestekens en hoofdletters;

- je schrijft minimaal 3 zinnen

De woorden: de trend, het doel, het middel, intelligent, het onderscheid

Begrijpend lezen

Nieuwsbegrip leestekst

'vliegpak'

Schrijven

Schrijfopdracht bij leestekst 'vliegpak' - zelfstandig

stap 1. Kies opdracht A of B

A.  Beschrijf iets waarvoor jij het vliegpak handig vindt. Waarom is het handig?

B.  Beschrijf de wereld als iedereen een vliegpak heeft. Wat gebeurt er dan? Wat zijn de voordelen en wat zijn de nadelen?

stap 2. Maak een woordveld met kernwoorden

stap 3. Schrijf de tekst op 

Burgerschap

We controleren wat we weten over de Nederlandse democratie.

We leren over regels in Nederland.

In Nederland mogen de mensen vanaf 18 jaar stemmen.

Aan de verkiezingen doen verschillende politieke partijen mee.

Je moet ieder jaar stemmen voor de regering.

Je mag zelf weten op wie je wilt stemmen.

Je kunt ook op koning Willem-Alexander stemmen.

Alle politieke partijen hebben dezelfde ideeën.

In de regering zitten verschillende politieke partijen die met elkaar samenwerken.

De ministers in de regering besturen het land.

De mensen in de Tweede Kamer vertegenwoordigen het volk.

De mensen in de Tweede kamer controleren de ministers in de regering.

Dingen die de overheid moet organiseren, zijn rechten van de overheid.

Als iets je plicht is, ben je er verantwoordelijk voor dat het gebeurt.

Regels zeggen iets over hoe mensen zich moeten gedragen.

Burgers mogen zelf bepalen of ze zich houden aan deze regels.

Als er een nieuwe regering komt, komt er geen nieuw beleid.