Kloktijden + dagdelen + lidwoorden (1H/V)

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
- Kloktijden (Uhrzeit)
- Dagdelen (Tagesteile)
- Pak een aantekeningenschrift erbij!

Slide 2 - Tekstslide

die Tage (de dagen)
Montag = maandag
Dienstag = dinsdag
Mittwoch = woensdag
Donnerstag = donderdag
Freitag = vrijdag
Samstag = zaterdag
Sonntag = zondag

Slide 3 - Tekstslide

Wie sagt man " op dinsdag?"
A
in Dienstag
B
am Montag
C
am Mittwoch
D
am Dienstag

Slide 4 - Quizvraag

'am + dag'
Wanneer je iets wilt aangeven op welke dag het is, dan gebruik je 'am'.

Am Mittwoch trainiere ich mit meinem Fußballteam.
Am Samstag habe ich Wochenende.

Slide 5 - Tekstslide

De dagdelen
's morgens = morgens
's middags = nachmittags
's avonds = abends
's zondags = sonntags

Let op! Geen hoofdletter!

Slide 6 - Tekstslide

Welke dag hoort er tussen? Sleep de juiste dag op het lijntje.
Montag
Freitag
Mittwoch
Donnerstag
Dienstag
Samstag
Sonntag
Mittwoch
Sonntag
Freitag
Samstag
Donnerstag
Montag
Dienstag
__________
__________
__________
__________
__________
__________
__________
Montag
Dienstag
Mittwoch
Donnerstag
Freitag
Sonntag
Samstag

Slide 7 - Sleepvraag

Kloktijden
Het is... = Es ist...
kwart over = Viertel nach
half = halb
kwart voor = Viertel vor
om één uur = um ein Uhr
over = nach
voor = vor

Slide 8 - Tekstslide

Sleep de juiste getallen bij elkaar
zwanzig
eins
sechzehn
drei
siebzehn
zwölf
fünfzehn
neun
20
1
16
12
3
17
15
9

Slide 9 - Sleepvraag

Wie spät ist es? Schreibe auf:
Het is 09:00 uur
Uhrzeit
1/8

Slide 10 - Open vraag

Wie spät ist es? Schreibe auf:
Het is 12:15
Uhrzeit
2/8

Slide 11 - Open vraag

Wie spät ist es? Schreibe auf:
Het is 07:30
Uhrzeit
3/8

Slide 12 - Open vraag

Wie spät ist es? Schreibe auf:
Het is 12:50
Uhrzeit
4/8

Slide 13 - Open vraag

Kloktijden
Um halb drei
Um Viertel vor vier
Um Viertel nach neun
Um fünf vor eins
Um zehn nach zwölf
Es ist dreizehn Uhr vierzig
Om half drie
Om kwart voor vier
Om kwart over negen
Om vijf voor één
Om tien over twaalf
Het is dertien uur veertig

Slide 14 - Sleepvraag

De kloktijden
11:00
12:15
13:30
16:45
03:10
20:20
09:35
Es ist halb zwei
Es ist zehn vor halb neun
Es ist fünf nach halb zehn
Es ist zehn nach drei
Es ist Viertel vor fünf
Es ist Viertel nach zwölf
Es ist elf Uhr

Slide 15 - Sleepvraag

Mittwoch, den 17. April
Erste Stunde: Hören und Lesen
Aufgaben 12, 13 und 14

Zweite Stunde: Grammatik
Aufgaben machen

Slide 16 - Tekstslide

Het geslacht van het zelfstandige naamwoord (das Substantiv)

Slide 17 - Tekstslide

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 18 - Open vraag

Mannelijke zelfstandige naamwoorden: DER


- Mannelijke personen/persoonsnamen
- Mannelijke dieren

der Mann, der Opa, der Vater, der Junge,
der Stier, der Lehrer, der Arzt

Slide 19 - Tekstslide

Mannelijke zelfstandige woorden: DER

- De namen van de dagen, maanden, jaargetijden en windrichtingen: der Freitag, der Februar, der Winter, der Süden
- De meeste stammen van werkwoorden: der Beginn (beginnen), der Sitz (sitzen), der Besuch (besuchen

Slide 20 - Tekstslide

Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden: DIE

- Vrouwelijke personen/persoonsnamen (ook: die Lehrerin)
- Vrouwelijke dieren
-De meeste zelfst. nw. die eindigen op een -e
- Woorden die eindigen op: -heit, -keit, - schaft, -ung, -ur, -ei, -ik, -ion, -tät
- De getallen: die Eins, die Zehn, die Zwanzig

die Oma, die Tante, die Kuh, die Katze, die Schule, die Einheit, die Möglichkeit, die Mannschaft, die Zeitung, die Universität, die Politik, die Polizei, die Natur

Slide 21 - Tekstslide

Onzijdige zelfstandige naamwoorden: DAS

- in het Nederlands 'HET' --> in het Duits: das
- Woorden die eindigen op -chen en -lein: Mädchen, Büchlein
das Pferd, das Haus, das Buch, das Lesen, das Spielen, das Lied

Slide 22 - Tekstslide

Achtung!
het meisje = das Mädchen
Is vrouwelijk, maar krijgt 'das' als lidwoord.
- het = das
- eindigt op -chen

Slide 23 - Tekstslide

Meervoud zelfstandige naamwoorden: DIE
der Freund - die Freunde
die Biene - die Bienen
das Buch - die Bücher
das Pferd - die Pferde
die Freundin - die Freundinnen

Slide 24 - Tekstslide

Het meervoud van zelfstandige naamwoorden: DIE
Mannelijk: umlaut + e
der Ball - die Bälle
der Turm - die Türme
Vrouwelijk: + (e)n
die Schule - die Schulen
die Zeitung - die Zeitungen
Onzijdig: + e
das Heft - die Hefte
das Pferd - die Pferde
Mannelijke en onzijdige woorden eindigend op -el, -en, -er blijven in het meervoud meestal onveranderd.
der Onkel - die Onkel
das Mädchen - die Mädchen
der Lehrer - die Lehrer
Veel woorden eindigend op -a, -i, -o, -y: +s
das Handy - die Handys
das Hobby - die Hobbys

Slide 25 - Tekstslide

Achtung!
- Het lidwoord is in het meervoud altijd DIE
- Bij 'au' komt de Umlaut op de 'a': das Haus - die Häuser
- Bij vrouwelijke en onzijdige woorden treedt net als in het Nederlands verdubbeling van 'n' of 's' op:
die Freundin - die Freundinnen, das Ereignis - die Ereignisse

Slide 26 - Tekstslide

Achtung!
- Als een vrouwelijk woord eindigt op -e, -el, -er, krijgt het meervoud alleen een -n: die Cousinen, die Schwestern
- Bij samengestelde woorden komt de umlaut op het laatste woord: der Urlaubsgruß - die Urlaubsgrüße

Slide 27 - Tekstslide

Und... jetzt bist du dran! 
Was musst du machen? Aufgabe 17-21 + 23
Onderdeel E Grammatik
timer
2:00

Slide 28 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk (tijdens opvang)


Aufgaben: 20-24
Seite: 79-81
Uitleg: blz. 79+81

Slide 29 - Tekstslide