HA3: Kapitel 2: Der-Gruppe en pers vnw

Naamvallen
Der-Gruppe, voorzetsels, persoonlijk voornaamwoord
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Naamvallen
Der-Gruppe, voorzetsels, persoonlijk voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Doelen


Ik weet wanneer ik de 1e en 4e naamval moet gebruiken

Ik weet welke woorden bij de Der-Gruppe horen

Ik ken het stappenplan van de naamvallen

Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden


Slide 2 - Tekstslide

Naamvallen
1e, 3e en 4e naamval met Der-Gruppe

Hoe zat het ook alweer?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?


(dit) _______ Mädchen läuft im Garten.

(elke) ________ Schüler hat (een) _______ Buch

Warum fährt (de) _______ Vater durch (de) ______ Straße


Maak voor jezelf bovenstaande vragen.

Slide 4 - Tekstslide

die Antworten

 Dieses Mädchen läuft im Garten.

Jeder Schüler hat ein Buch

Warum fährt der Vater durch die Straße


Nog een aantal missers? Op de volgende dia's staan misschien wat tips waar je iets aan hebt.

Slide 5 - Tekstslide

der-Gruppe

             m                          v                           o                           mv


1e        der                      die                        das                       die

3e       dem                   der                        dem                     den

4e       den                     die                        das                       die

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan

Stap 1: Staat er "es gibt" in de zin

Nee? Stap 2

Stap 2: Staat er een voorzetsel in?

Nee? Stap 3

Stap 3: Ontleden

1e naamval = onderwerp (hij)

4e naamval = lijdend voorwerp (hem)

Slide 7 - Tekstslide

Even checken
Vul de juiste naamval in

Slide 8 - Tekstslide

[Elke] Tag (m) gehe ich Gassi mit unserem Hund.

Slide 9 - Open vraag

Kennst du vielleicht [deze] Mann?

Slide 10 - Open vraag

[Zulk] Eis immer essen ist einfach ungesund.

Slide 11 - Open vraag

Ich habe [dit] Haus vor zwanzig Jahren gekauft.

Slide 12 - Open vraag

(Welke) Koffer (m) hast du gekauft?

Slide 13 - Open vraag

persoonlijk voornaamwoord
Kennen we ook in een 1e, 3e en 4e naamval

Slide 14 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden

1. Fall                               4. Fall

ich                                       mich

du                                        dich

er                                          ihn

sie                                        sie





Slide 15 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord
es                                          es

wir                                        uns

ihr                                        euch

sie                                        sie

Sie                                        Sie

Slide 16 - Tekstslide

even checken

Slide 17 - Tekstslide

Kommt (jullie) auch?

Slide 18 - Open vraag

Wo habe ich (jou) schon mal gesehen?

Slide 19 - Open vraag

Du kennst (hem) doch auch?

Slide 20 - Open vraag

Kannst du (hun) die Speisekarte geben?

Slide 21 - Open vraag

Verder oefenen?
Kijk op de volgende site

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link