Show, don't tell

Beeldend schrijven
Nederlands - les 2
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Beeldend schrijven
Nederlands - les 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Denk na over de vraag: waar zijn dit voorbeelden van?
.
Waar zijn het voorbeelden van?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een trucje
Beeldend schrijven is een trucje. Iedereen kan en dóet het. Als we met elkaar praten, verwijzen we aan één stuk door naar beelden. Bijvoorbeeld als je niet op een woord kunt komen. Het ligt op het puntje van je tong, maar je komt er niet op. Dan beschrijf je wat je bedoelt, zodat je gesprekspartner het toch snapt. Door jouw beschrijving ziet de ander het voor zich.


Slide 4 - Tekstslide

Zo kun je ook schrijven: show don’t tell. De perfecte manier om elke tekst tot leven te brengen. En je spreekt de emotie van de lezer aan. Precies wat je wilt.
Wat bereik je ermee?
Je maakt het begrijpelijk
Je roept emotie op
Prikkelt fantasie
De boodschap blijft beter hangen
Herkenbaarheid

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Beelden roepen emotie op. En als je jouw publiek raakt, weet je één ding zeker: je boodschap is sterk en jouw doelgroep onthoudt je. Niet voor niets dat foto’s van vroeger je ontroeren of dat mensen een traantje wegpinken bij een dramafilm. Dit kan dus ook in je tekst. Jazeker, met woorden. Bekijk dit voorbeeld eens:

Schrijven in beelden prikkelt je fantasie. Lezers associëren je woorden met iets wat ze al kennen of hebben meegemaakt (emotie). 
 
Als je je publiek weet te raken, dan blijft je boodschap beter hangen.

Slide 7 - Tekstslide

De rechterhersenhelft wordt geactiveerd en daar ligt je eerste voordeel. Emotie. Als je je publiek weet te raken, dan blijft je boodschap beter hangen. Bijkomend voordeel is dat lezers onbewust sympathie ervaren: ze bouwen een band met je op.
Naast emotie, kun je ook de zintuigen prikkelen. Niet alleen de ogen, maar denk ook eens aan smaak? Of geluiden beschrijven? Om er hetzelfde mee te bereiken, is juist die afwisseling belangrijk. 

Beschrijf dus in je tekst de 5 zintuigen: horen, zien, voelen, ruiken, proeven.

Slide 8 - Tekstslide

Stel dat je een sterke eigenschap wilt uitlichten. Vergelijk het dan eens met iets wat voor veel mensen een fijne herinnering is.
De superlekkere geur van warme Brusselse wafels als je op zaterdag over de markt loopt. 

Of het opgeluchte gevoel als je na een half uur uit de benauwende trein kan stappen. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 1 zin - met beeldend taalgebruik - over een fijne herinnering.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zie beeldend schrijven als de kruiden in je maaltijd. Ze spicen de boel op, maar je wilt niet dat ze elke hap overheersen. Als de hele tekst uit beelden bestaat, is het effect weg. Gebruik ze dus met mate. Dan versterken ze wat je zegt en blijft je boodschap beter hangen. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tip 1: actieve werkwoorden

De grote menigte vakantiegangers slentert / paradeert / schuifelt over de boulevard.

Bij elk woord zie je iets anders voor je. En het is sprekender dan: De mensen lopen over de boulevard.

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoorden die iets uitbeelden, zijn krachtig. Ze roepen direct een beeld op, waardoor de lezer weet wat je bedoelt. Hij hoeft het niet zelf in te vullen, maar ziet het direct voor zich.
Tip 2: 
Beschrijf wat je waarneemt

Slide 13 - Tekstslide

Bij beeldend schijven gaat het niet om het geven van je mening. Veel slimmer is het om te beschrijven wat jij ervaart. Niet alleen wat je ziet, maar ook wat je hoort, voelt, ruikt of proeft. Stel je voor dat je iets omschrijft aan een blinde. Die heeft niets aan jouw mening, maar wél aan jouw waarneming.
Tip 3: benoem details
Details zorgen er voor dat een boodschap blijft hangen. Vooral opmerkelijke details. Een rake beschrijving verrast jouw lezer. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tip 4: 
gebruik synoniemen

'een ander woord voor'


Slide 15 - Tekstslide

Met variatie in woordkeuze maak je het verschil. Herhaling is goed, maar werkt nog beter als je dat onopvallend doet. Bovendien kun je met synoniemen een handeling nog meer laten zien.
Welke tip ga je vandaag toepassen in jouw tekst?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week
Beeldende taal kom je veel in fictie en gedichten tegen. Toch is het ook een ideaal middel voor andere teksten. De eeuwenoude schrijverstrucjes zijn net zo handig voor jouw websitetekst of nieuwsbrief. Denk aan metaforen, vergelijkingen en personificatie.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies