Schrijf deze voorbeeldzinnen over:
1. Siehst du (ons)............? Zie je ......................
2. Hast du (mij).............. getroffen? Heb je .............. ontmoet?
3. Harry hat (u).................... beleidigt.
4. (Wij)..... haben (jullie)................. gehört.
5. (Hij) ......hat (jou)......................... besucht.