1D M/H Unit 5 The Past Tense

Unit 5 The Past Tense
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Unit 5 The Past Tense

Slide 1 - Tekstslide

Today
Warming up
How does the Past Tense work in English
Homework

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer?
Gisteren ging ik naar de bioscoop.

A
nu
B
morgen
C
gisteren
D
volgend jaar

Slide 3 - Quizvraag

Hoe anders weet je wanneer het is gebeurd?
Gisteren ging ik naar de bioscoop.

A
naar de bioscoop
B
gisteren-ging ik
C
vorig jaar
D
ging ik

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer?
De hond van de buren was ineens verdwenen.

A
vorige week
B
de hond van de buren
C
was verdwenen
D
ineens

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer?
Ik zag Thiemo op de markt.

A
gisteren
B
Thiemo
C
op de markt
D
Ik zag

Slide 6 - Quizvraag

She walked to the market yesterday.
A
nu
B
altijd
C
later
D
verleden

Slide 7 - Quizvraag

They played football last week.
A
nu
B
verleden
C
altijd
D
later

Slide 8 - Quizvraag

I opened the door.
A
nu
B
verleden
C
altijd
D
later

Slide 9 - Quizvraag

She walked to the market.
A
verleden
B
nu
C
later
D
altijd

Slide 10 - Quizvraag

Hoe weet je dat het om het verleden gaat zonder de woorden: gisteren, vorige week, twee jaar geleden enz.
A
de plaats
B
woordvolgorde
C
de persoon
D
werkwoord

Slide 11 - Quizvraag

Welke is verleden tijd:
A
playing
B
play
C
plays
D
played

Slide 12 - Quizvraag

Hoe weet je dat 'played' verleden tijd is?
A
van 'play'
B
van '-ed'

Slide 13 - Quizvraag

Verleden tijd = Past Simple
I,you, he/she/it, we, they open + ed

I, you, he/she/it, we, they miss + ed

I, you, he/she/it, we, they add + ed

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de verleden tijd van
'walk'?

Slide 15 - Open vraag

Hoe zeg je in het Engels:
Gisteren liep ik in het park.
Let op het volgorde!!!

Slide 16 - Open vraag

Hoe zeg je in het Engels:
Mary schreeuwde tegen haar vriendin.

Slide 17 - Open vraag

Past Simple: iets om op te letten
I, you, he/she/it, we they bake + d a cake last week.

I, you, he/she/it, we, they clap + ped (Attention: not claped, but clapped!)                                           

I, you, he/she/it cry + ed = cri + ed (Attention: not cryed, but cried!)

Slide 18 - Tekstslide

What is the Past Tense of 'stop'?

Slide 19 - Open vraag

What is the Past Tense of 'die'

Slide 20 - Open vraag

What is the Past tense of 'love'

Slide 21 - Open vraag

What is the Past Tense of 'apply'

Slide 22 - Open vraag

Hoe zeg je:
We zijn laat aangekomen.

Slide 23 - Open vraag

Ze studeerden de hele nacht.

Slide 24 - Open vraag

We zijn gepland om op reis te gaan.

Slide 25 - Open vraag

Ze bezocht haar vrienden.

Slide 26 - Open vraag

'play' krijgt -ied
omdat het eindigt in -y
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

werkwoorden die 
eindigen in klinker + y --> geen -ied
a, e, o, I, u = klinkers (vowels)
play--> played
stay--> stayed
enjoy--> enjoyed
pray--> prayed

Slide 28 - Tekstslide

De verleden tijd in het Engels heet:
A
The Past Tense
B
The Present Tense
C
The Future Tense
D
The Simple Tense

Slide 29 - Quizvraag

Bij de verleden tijd moeten we
aan de werkwoorden toevoegen:
(Twee antwoorden mogelijk)

A
ed
B
ing
C
d
D
s

Slide 30 - Quizvraag

Bij de verleden tijd kunnen we woorden zoals............gebruiken.
A
tomorrow
B
yesterday
C
last week
D
today

Slide 31 - Quizvraag

Bij de Past Tense (Verleden tijd) zijn alle persoonsvormen dezelfde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Homework
Exercises 5 & 6

Slide 33 - Tekstslide