WEEK 7 - LUNES 10 Y MARTES 11-2-25

WEEK 7 - LUNES 10 Y MARTES 11-2-25
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

WEEK 7 - LUNES 10 Y MARTES 11-2-25

Slide 1 - Tekstslide

EXAMENTRAINING

Slide 2 - Tekstslide

ESQUEMA DE TRABAJO

9 CLASES: 10/2, 11/2, 24/2,25/2,3/3,4/3, 10/3, 17/3, 18/3
11/3 (training docent o.v.)

40 MINUTOS LITERATURA
40 MINUTOS EXAMENTRAINING


Slide 3 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN

Slide 4 - Tekstslide

WAT ZIJN SIGNAALWOORDEN?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

PRACTICAMOS
timer
8:00
por lo tanto → dus, daarom
aunque → hoewel, ook al
sino que → maar (juist), maar in plaats daarvan
a pesar de → ondanks
a menos que → tenzij
de tal manera que → op zo’n manier dat
con lo cual → waardoor, waarmee
desafortunadamente → helaas, jammer genoeg

Slide 9 - Tekstslide

TEXTO 5
D
timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

LITERATURA

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

LEE EL CUENTO Y TRABAJA EN LAS TAREAS
timer
20:00

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 17 - Tekstslide

MARTES 11-2-35

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

ANTES DE LEER
  1. ¿Qué te sugiere el título? /Wat suggereert de titel aan je?
  2. ¿Qué sensaciones te producen los almohadones? Wat voor gevoelens roepen de kussens bij jou? -¿Tienes alguno? / Heb je er één?
  3. ¿Cómo son? Hoe zijn de kussens?/ ¿Para qué sirven? Waar zijn ze voor?
  4. ¿Cómo te imaginas el almohadón del cuento? Hoe stel je je het kussen van het verhaal voor?







timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

LEE EL CUENTO Y TRABAJA EN LAS TAREAS
timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

TUSSENTAAK
a. Por lo tanto - 6. Dus, daarom
b. Aunque - 1. Hoewel, ook al
c. Sino que - 5. Maar (juist), maar in plaats daarvan
d. A pesar de - 8. Ondanks
e. A menos que - 3. Tenzij
f. De tal manera que - 2. Op zo’n manier dat
g. Con lo cual - 7. Waardoor, waarmee
h. Desafortunadamente - 4. Helaas, jammer genoeg
timer
5:00

Slide 26 - Tekstslide

EJERCICIO 2
1. b) Aunque llovía mucho, salimos a caminar.
2. a) Sino que prefiero agua.
3. c) A pesar de eso aprobé el examen.
4. a) Con lo cual llegué tarde.
5. b) De tal manera que todos puedan asistir.
6. a) Por lo tanto terminamos el proyecto a tiempo.
7. b) A menos que termine de llover.
8. a) Aunque no tenía dinero, fui al cine.
9. a) Desafortunadamente no pude porque estaba enfermo.
10. b) Con lo cual no pudo llamarme.

timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

TEXTO 6
B
timer
3:00

Slide 28 - Tekstslide