Herhaling 15,16 en 17 - 12 december

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Toetsstof oefenen

- na de lesson up bepaal je zelf hoeveel aandacht er nog uit moet gaan naar de lessen 15,16 en 17.

Weet je de vijf leesstrategieën nog?

Intensief lezen

Zoekend lezen

Lerend lezen

Globaal lezen

Intensief lezen

Zoekend lezen

Lerend lezen

Je wil weten wat de betekenis is van 'dictatuur'.

Je leest de flaptekst van een boek.

Voor biologie moet je leren hoe de fotosynthese werkt.

Je leest een boek van harry Potter helemaal uit. 

Je leest een Donald Duck strip.

Je zoekt een nieuwe telefoon. Je kijkt in het reclameblaadje van de Mediamarkt.

Welke leesstrategie gebruik je?

1. zoekend lezen
2. globaal lezen
3. Intensief lezen
4. lerend lezen

Welke leesstrategie gebruik je?
Je probeert een programma te vinden in een tv-gids.

1. globaal
2. intensief
3. zoekend
4. lerend

Welke leesstrategie gebruik je?
Je gebruikt een handleiding om een kast van Ikea in elkaar te zetten.

1. globaal
2. intensief
3. zoekend
4. lerend

Welke leesstrategie gebruik je?
Je leest een tekst waar je vragen over moet beantwoorden.

1. globaal
2. lerend
3. zoekend
4. kritisch

Welke leesstrategie gebruik je?
Je wil van de artikelen uit een tijdschrift alleen het artikel lezen dat je het meest interessant lijkt.

1. globaal
2. kritisch
3. zoekend
4. lerend

Welke leesstrategie gebruik je?
Je gebruikt een hoofdstuk uit een geschiedenisboek om je voor te bereiden op een proefwerk.

1. globaal
2. intensief
3. zoekend
4. lerend

Vijf woordraadstrategieën

1. Lees terug of vooruit
   
2. Let op synoniemen
   
3. Let op tegenstellingen
   
4. Let op samenstellingen
   
5. Let op overeenkomsten

Context gebruiken = rest van de tekst, afbeeldingen, schrijver, waar de informatie is gevonden.

Normaal houd ik niet van snelle auto’s, maar deze bolide is prachtig!
Wat is een bolide en hoe raad je dat?

1. Een hele snelle brommer. Dat weet ik via de context.
2. Auto, een brommer is namelijk niet snel
3. Auto, het synoniem staat er namelijk
4. Een auto, dat maak ik op uit de context

Mijn tante onderzoekt waar mensen aan sterven. Ze is patholoog-anatoom.

Wat betekent bureaucratisering?

1. Toename van (vaak onnodige) regelgeving
2. receptionistes van een groot kantoor
3. bedrijven waar grote bedrijven zijn gevestigd
4. goed advies

Wat betekent optimistisch?

1. overdreven
2. uitgaande van het positieve
3. overwerkt
4. chagrijnig

Wat betekent pessimistisch?

1. te enthousiast
2. nieuwsgierig
3. neiging om te denken dat alles slecht afloopt
4. slecht tegen verandering kunnen

Tegenover haar zit een Surinamer van in de vijftig. Jas met camouflagepatroon, zwarte pet. Een half jaar geleden vloog hij van Suriname naar Nederland om bij zijn vader te zijn, “zolang hij er nog is”. Die ligt ernstig ziek in een verzorgingshuis. De zoon kon door corona zijn vader slechts een paar keer bezoeken. Sinds kort mag hij er weer heen. Alleen: zijn visum is verlopen. Daarom wil hij een verblijfsvergunning aanvragen.

Wat betekent slechts?

Het is lastig communiceren met de man. Hij is afwachtend, geeft summiere of vage antwoorden. Naast hem zit een maatschappelijk werker die hem begeleidt. Ze springt vaak bij, maar weet ook niet alles. De vader, zoveel wordt duidelijk, vertrok naar Nederland toen de Surinaamse man nog maar zeven was. Sindsdien heeft hij hem nooit meer gezien – tot een half jaar geleden.

Wat betekent summiere?

Figuurlijk taalgebruik

Figuurlijk taalgebruik - metaforen

De appel valt niet ver van de boom

Blind vertrouwen op iemand

Brood op de plank hebben

Een kat in de zak kopen