1. Stel je voor dat je je land moet verlaten (voor altijd!). Je familie gaat mee. Je weet niet veel over het land waar je naar toe gaat.
2. Je mag een rugzak meenemen. Wat zit er in?
3. Je hebt 24 uur voor je weg gaat. Wat ga je in die tijd doen?
4. Je geeft een afscheidsfeest. Wat ga je doen en wie nodig je daarvoor uit?
5. De Israëlieten maakten dit mee toen ze vluchtten uit Egypte. Hoe denk je dat dit voor hen geweest zal zijn?