Ph3M: Chapitre 5 grammaire D

Ph3M: Le mardi 14 mai
  • Herhaling grammaire D Chapitre 
  •  Francofolies                                          
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ph3M: Le mardi 14 mai
  • Herhaling grammaire D Chapitre 
  •  Francofolies                                          

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Je hebt iets, maar weet niet hoeveel je ervan hebt.
du pain: er is brood, maar je weet niet welk of hoeveel
de la farine: er is meel, maar je weet niet hoeveel
de l'huile: er is olie, maar je weet niet hoeveel
des chips: er zijn chips, maar je weet niet welke of hoeveel

Slide 4 - Tekstslide

traduis: bananes
A
les bananes
B
des bananes
C
de la banane
D
tes bananes

Slide 5 - Quizvraag

Au supermarché j'achète
A
de la pain
B
des pain
C
du pain
D
le pain

Slide 6 - Quizvraag

Pour la fête il faut
A
des pizzas
B
du pizza
C
un pizza
D
la pizza

Slide 7 - Quizvraag

Maar... als je wél weet hoeveel je van iets hebt: de!
J'achète quatre bouteilles de coca.
Je voudrais deux kilos de frites!
Elle achète trois sachets de chips et quatre bananes!


Na een telwoord (un, deux, trois etc.) dus geen lidwoord!

Slide 8 - Tekstslide

Je vais faire les courses et j'achète
(2 réponses!)
A
trois bananes.
B
trois de bananes.
C
deux kilos du sucre.
D
deux kilos de sucre.

Slide 9 - Quizvraag

Maar als er een ontkenning is, dan gebruik je ook de
Je ne veux pas de frites.                         Ik wil geen friet.
Elle ne mange pas d'épinards.             Zij eet geen spinazie.
Nous ne prenons pas de viande.         Wij nemen geen vlees.
Ils ne mangent pas de porc.                  Zij eten geen varkensvlees.

Slide 10 - Tekstslide

Welke zin is correct?
A
Je ne veux pas de poulet.
B
Je ne veux pas du poulet.
C
Je ne veux pas un poulet.
D
Je ne veux pas le poulet.

Slide 11 - Quizvraag

Maar: na aimer, détester, adorer + préférer: altijd le, la, l', les
J'aime les frites.                             Ik houd van friet.
Il déteste le curry.                          Hij heeft een hekel aan curry.
On adore les chats!                      Wij zijn gek op katten.
Elles préfèrent les devoirs.       Zij hebben liever huiswerk.

(Omdat je spreekt over iets algemeens) 

Slide 12 - Tekstslide

Choisis la bonne réponse
A
Il préfère un chien.
B
Il aime des chiens.
C
Il adore les chien.
D
Il déteste les chiens.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Link

tu comprends maintenant?

Slide 15 - Tekstslide