Biologie hm1: thema 2.1 Organen van dieren

2.1 Organen van dieren
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.1 Organen van dieren

Slide 1 - Tekstslide

Organen
Ons lichaam is opgebouwd uit organen.
Orgaan: deel van een organisme met één of meer functies. 

Als organen "samenwerken" met hun taken dan horen deze bij een orgaanstelsel

Slide 2 - Tekstslide

Organen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Orgaanstelsels

Slide 5 - Tekstslide

Orgaanstelsels

Slide 6 - Tekstslide

Organen van dieren
zoogdieren:
dezelfde organen en orgaanstelsels 

Slide 7 - Tekstslide

Ook insecten hebben organen en orgaanstelsels
Organen van dieren

Slide 8 - Tekstslide

Organen in orgaanstelsels
  • Je benoemt verschillende organen en hun kenmerken bij mensen.
  • Je noemt welke functie een orgaan heeft en plaatst het orgaan in het juiste orgaanstelsel.

Slide 9 - Tekstslide

Een orgaan is een deel van een organisme met één of meer functies.
A
onjuist
B
juist

Slide 10 - Quizvraag

Is een orgaan een groep organenstelsels die samenwerken?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

een orgaan is een deel van een organenstelsel
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een orgaanstelsel?
A
organisme
B
allemaal cellen bij elkaar die een functie hebben
C
organen die samen een functie hebben.
D
weefsel

Slide 13 - Quizvraag

In de afbeelding is een orgaan van een mens getekend. Tot welk organenstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het ademhalingsstelsel.
B
Tot het bloedvatenstelsel.
C
Tot het spierstelsel.
D
Tot het zenuwstelsel.

Slide 14 - Quizvraag


Tot welk organenstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het beenderstelsel.
B
Tot het bloedvatenstelsel.
C
Tot het verteringsstelsel.
D
Tot het zenuwstelsel.

Slide 15 - Quizvraag

Bij welk organenstelsel hoort dit orgaan?
A
Bloedvatenstelsel
B
Zenuwstelsel
C
Beenderstelsel
D
Spierstelsel

Slide 16 - Quizvraag

het skelet is geen orgaanstelsel
A
niet waar
B
waar

Slide 17 - Quizvraag

Je tong is geen orgaan.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Stelling: Eencellige dieren die hebben geen extra organen om adem te halen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Eencellige dieren zoals een pantoffeldiertje hebben geen aparte organen voor de gaswisseling.
A
tracheeën
B
longen
C
kieuwen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor levend wezen?
A
Orgaan
B
Dier
C
Organisme
D
Plant

Slide 21 - Quizvraag

Een dier bestaat uit vele verschillende organen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Huiswerk



maken opdracht 1 t/m 7




Slide 23 - Tekstslide