Kapitel 5 - Lektion 2

Gutenmorgen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Gutenmorgen

Slide 1 - Tekstslide

Ziel: 
Kapitel 5, Lektion 2: Lesen: Ik kan de hoofdlijn van teksten op een website begrijpen.
Aussprache: Ik kan het verschil tussen korte en lange klinkers inzetten.
Grammatik: Ik kan de werkwoorden met 3e en 4e naamval toepassen (S. 69).
Grammatik: Ik kan ‘naar’, ‘bij’ en ‘voor’ toepassen (S. 70).

Slide 2 - Tekstslide

Grammatik B: Werkwoorden 
met een vaste naamval

Als je de volgende werkwoorden in de zin gebruikt of ziet staan, krijg je twee keer een 1ste naamval.

sein, werden, bleiben
Voorbeeld:
  • Sie sind der Lehrer von meinem Bruder.

Slide 3 - Tekstslide

Grammatik B: Werkwoorden 
met een vaste naamval

Als je de volgende werkwoorden in de zin gebruikt of ziet staan, krijg je twee keer een 1ste naamval.

sein, werden, bleiben
Voorbeeld:
  • Sie sind der Lehrer von meinem Bruder.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Grammatik B: Werkwoorden 
met een 3e naamval

Slide 6 - Tekstslide

Grammatik B: Werkwoorden
 met een 4e naamval

Slide 7 - Tekstslide

welke naamval heeft de meeste werkwoorden die de naamval bepalen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

De werkwoorden sein, bleiben, werden horen bij de .....
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
geen naamval

Slide 9 - Quizvraag

De werkwoorden bitten, fragen en es gibt horen bij de ....
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
geen naamval

Slide 10 - Quizvraag

Voor welke naamval zorgen deze werkwoorden: gefallen, gehören, gelingen, glauben, gratulieren
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quizvraag

Geef de naamval en de vertaling:
Es gibt [een] Problem (o).
A
ein (1)
B
eine (1)
C
einen (4)
D
ein (4)

Slide 12 - Quizvraag

Geef de naamval en de vertaling:
Ihr müsst (de) Bienen (mv) helfen.
A
1e - die
B
3e - den
C
4e - die

Slide 13 - Quizvraag

Geef de naamval en de vertaling:
Diese Katze gehört (haar) Schwester.
A
1e - ihre
B
3e - ihrer
C
4e - ihre

Slide 14 - Quizvraag

Geef de juiste wekwoordsvorm :
Hast du deinem Onkel schon zu seinem Geburtstag (gratulieren)?

Slide 15 - Open vraag

Geef de juiste werkwoordsvorm:
Der Pulli (passen) mir nicht mehr.

Slide 16 - Open vraag

Geef de naamval en de vertaling:
Er wird nächstes Jahr (mijn) Lehrer.

Slide 17 - Open vraag

Geef de juiste vorm in de naamval:
Das Haus gehört [mijn] Mutter.

Slide 18 - Open vraag

Geef de juiste vorm in de naamval:
Ich glaube (de) Mann nicht.

Slide 19 - Open vraag

Geef de juiste vorm in de naamval:
Es gibt (een) Gemälde (o) in der Halle.

Slide 20 - Open vraag

naar

in (bij vaste uitdrukking)

nach (steden, landen, richting)

zu (mensen en gebouwen)

Slide 21 - Tekstslide

in --> vaste uitdrukking

in die Disko gehen

in das Kino gehen

in die Türkei gehen

Slide 22 - Tekstslide

nach

 bij een richting zonder lidwoord: nach links / rechts

bij aardrijkskundige namen zonder lidwoord: nach Deutschland

(nach Hause gehen)

Slide 23 - Tekstslide

zu --> personen dingen plekken

zu meiner Freundin

zu dem/zum Supermarkt

zu einem Freund

(zu Hause/zuhause sein)

Slide 24 - Tekstslide

Übersetzung 'bij'
Ze woont bij hem. --> rust ( je kunt vragen waar? ) -> 3e naamval
Sie wohnt bei ihm. 

Hij komt naar mij toe. --> beweging --> zu 
Er kommt zu mir. 

Slide 25 - Tekstslide

Übersetzung voor
bepaalde periode -> für --> für einen Monat / für dich 
in plaatsbepaling --> vor -> keuzevoorzetsel 
Er steht vor der Tür. Er stellt sich vor die Tür 
in tijdsbepalingen (wanneer?) --> vor --> vor einer Woche 

Slide 26 - Tekstslide

Wir fahren ... die Schweiz
A
nach
B
in

Slide 27 - Quizvraag

An den Ampeln fahren Sie .. links.
A
zu
B
nach

Slide 28 - Quizvraag

Wir sind um 7 Uhr ... Hause.
A
zu
B
nach

Slide 29 - Quizvraag

Ich gehe ... der Kasse.
A
zu
B
nach

Slide 30 - Quizvraag

Ich fahre morgen ... Amsterdam.
A
in
B
nach
C
zu

Slide 31 - Quizvraag

Je maakt nu Lektion 2. 

Slide 32 - Tekstslide

Hausaufgaben: ( Dit is wat je nu moet maken ;) ) 

Kapitel 5, Lektion 2:
Grammatik B: Ik kan de werkwoorden met de eerste, derde en vierde naamval toepassen (Seite 69).
Lektion 2 Aufgabe 6 -8

Slide 33 - Tekstslide