ENT Basis Deel A H3 Begrippen

H3 Omgaan met anderen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H3 Omgaan met anderen

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
- omschrijvingen kunnen geven of herkennen van de begrippen uit hoofdstuk 3. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn waarden?
A
De dingen die je belangrijk vindt in het leven (wenselijk zijn)
B
Wat je over hebt voor een ander
C
Hoeveel geld je op de bank hebt staan
D
Dat wat anderen van jouw denken

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn normen?
A
Gezondheidswensen die je realiseert
B
Waarden
C
Alles in de maatschappij wat belangrijk is
D
Regels waarvan jij vindt dat jij en anderen zich aan moeten houden. Komen voort uit waarden

Slide 4 - Quizvraag

Wat is 'respect'?
A
Iemand buitensluiten
B
Iets wat je niet mag doen.
C
goed omgaan met waarden en normen van anderen
D
Iets waar stoere mensen over zeuren

Slide 5 - Quizvraag

Wat is empathie?
A
dat je mee gaat huilen als iemand een zielig verhaal vertelt
B
je vertelt dat je zelf ook een keer zoiets hebt meegemaakt
C
een ander woord voor oogcontact
D
het kunnen verplaatsen in de gevoelens van een ander

Slide 6 - Quizvraag

Een ander woord voor empathie
(een synoniem voor)
A
contact gestoord
B
inlevingsvermogen
C
sociaal gedrag
D
inspanning

Slide 7 - Quizvraag

feedback is:
A
kritiek van een ander op jou
B
aangeven wat je van iets vindt
C
negatieve informatie over jouw gedrag
D
terugkoppeling

Slide 8 - Quizvraag

Je geeft een terugkoppeling met woorden.
A
spontane feedback
B
non-verbale feedback
C
formele feedback
D
verbale feedback

Slide 9 - Quizvraag

Je geeft een terugkoppeling met gezichtsuitdrukkingen, houding of gebaren.
A
spontane feedback
B
non-verbale feedback
C
formele feedback
D
verbale feedback

Slide 10 - Quizvraag

Je geeft iemand een terugkoppeling zonder dat iemand ernaar vraagt.
A
spontane feedback
B
informele feedback
C
formele feedback
D
feedback op verzoek

Slide 11 - Quizvraag

Je geeft iemand een terugkoppeling nadat iemand ernaar vraagt.
A
spontane feedback
B
informele feedback
C
formele feedback
D
feedback op verzoek

Slide 12 - Quizvraag

Je geeft iemand een terugkoppeling tijdens een officieel moment.
A
spontane feedback
B
informele feedback
C
formele feedback
D
feedback op verzoek

Slide 13 - Quizvraag