oefenles 6.2

oefenles 6.2
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

oefenles 6.2

Slide 1 - Tekstslide

iets dat geluid maakt noemen we een:
A
muziekinstrument
B
luidspreker
C
geluidsfragment
D
geluidsbron

Slide 2 - Quizvraag

het geluid bij een gitaar wordt versterkt door
A
de snaren
B
de klankkast
C
een microfoon

Slide 3 - Quizvraag

als je de lengte van een snaar verandert verandert ook:
A
de noot
B
de klankkast
C
de hoogte
D
het liedje

Slide 4 - Quizvraag

welke snaarinstrumenten maken LAGE tonen
A
met dikke snaren
B
met lange snaren
C
met dikke OF lange snaren

Slide 5 - Quizvraag

de trillingstijd is:
A
ongeveer 4 seconden
B
de tijd waarin een snaar één volledige trilling maakt
C
altijd even lang

Slide 6 - Quizvraag

hoe vaak een snaar trilt per seconde noemen we
A
de trillingstijd
B
de toon
C
de frequentie

Slide 7 - Quizvraag

wat is het symbool voor frequentie?
A
e
B
f
C
g
D
F

Slide 8 - Quizvraag

de eenheid die bij de frequentie hoort is
A
seconde
B
hertz (Hz)
C
hertz (hZ)

Slide 9 - Quizvraag

een snaar die 10 keer in één seconde trilt heeft een frequentie van
A
100 Hz
B
1 Hz
C
10 Hz

Slide 10 - Quizvraag

een snaar trilt 60 keer per seconde
hoe groot is de trillingstijd van deze trilling?
A
60 : 1 = 60 sec
B
1: 60 = 0,02 sec

Slide 11 - Quizvraag

een snaar trilt 600 keer heen en weer in 60 seconden. Hoe hoog is de frequentie?
laat zien hoe je het antwoord berekent.

Slide 12 - Open vraag

geluid heeft een tussenstof nodig om van de geluidsbron bij de ontvanger te komen
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

geluid heeft tijd nodig om zich te verplaatsen, hoe snel hangt af van de tussenstof
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

welke zijn tussenstoffen?
A
water, lucht, ijzer
B
beton, zeewater,gas
C
koper, beton, lucht
D
alcohol, ijzer , stroom

Slide 15 - Quizvraag

als er GEEN lucht is kan geluid zich ook niet verplaatsen
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

afstand = snelheid x tijd
met symbolen schrijf je dan

A
v = s x t
B
s = v x t
C
t = s x v

Slide 17 - Quizvraag

de snelheid van geluid is
A
343 km / h
B
343 m / s
C
343 m / h

Slide 18 - Quizvraag