RB1 A0A2 13 december

• NT2
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Wat gaan we vandaag doen?

- het huiswerk nakijken

- de woorden van hoofdstuk 2 herhalen

- spreekoefening naar aanleiding van een bijsluiter

- Hoofdstuk 3, taak 2

- grammatica: hoofdzin en bijzin

Niet alle cursisten zijn ....................... Ik mis twee personen.

1. gesloten
2. buiten
3. aanwezig
4. voldoende

De toets is moeilijk. ................... vragen snap ik helemaal niet.

1. Sommige
2. Voldoende
3. Afhangen
4. Zwaar

Jouw kind mag een extra dag vrij. Maar daar moet je ....................... toestemming voor vragen.

1. zorgen voor
2. schriftelijk
3. verschillend
4. bepalen

Het museum ligt heel ..................... in de stad.

1. bibliotheek
2. locatie
3. centraal
4. manier

Heb je plannen voor het weekend? Ja, we gaan op ................... bij mijn broer.

1. de gang
2. bekendmaken
3. hetzelfde
4. bezoek

De hond ...................... heel rustig in zijn mand.

1. stuurt
2. ligt
3. weegt
4. vergeten

Heeft Max Verstappen écht gewonnen? Dat is niet .....................!

1. rijbewijs
2. openbaar
3. mogelijk
4. regelmatig

Dion ................... zijn huis niet goed ...................... Het stinkt er!

1. houden schoon
2. houdt schoon
3. schoon houden
4. schoon houd

Wie .................. de kinderen ...................... van school?

1. ophaalt, nu
2. op, halen
3. haalt, op
4. haal, op

Er .................... vreemde dingen in dit huis.

1. gebeurt
2. gebeurd
3. gebeur
4. gebeuren

De dokter brengt de patiënt ......................... van de situatie.

1. op de hoogte
2. op het punt
3. op ontvangen
4. op te halen

De kinderen .......................... Pokiemon plaatjes.

1. verzamelt
2. verzamel
3. verzamellen
4. verzamelen

Brenda haalt een 6 voor haar toets. Het cijfer is niet hoog maar wel ....................

1. voldoende
2. vergeten
3. sommige
4. gesloten

De tweeling ziet er precies ....................... uit.

1. aanwezig
2. hetzelfde
3. bewijs
4. kopie

Ellen gaat niet vooruit .................... ze nooit haar huiswerk maakt.

1. want
2. en
3. omdat
4. dus