Quizz over diabetes mellitus

Quizz behandeling hormoonziekten
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Quizz behandeling hormoonziekten

Slide 1 - Tekstslide

Insuline
Glucagon
Zorgt voor opname bloedglucose in de cellen van het lichaam
Verlaagd de bloedsuikerspiegel
verhoogd de bloedsuikerspiegel
stimuleert omzetting glucose naar glycogeen (lever) 
Stimuleert omzetting glycogeen naar glucose (lever) 
blokkeert aanmaak van insuline
zet vet en eiwitten om in glucose

Slide 2 - Sleepvraag

Bloedsuiker gaat omhoog
Bloedsuiker gaat omlaag
Lever
Alvleesklier
Suiker gaat de cellen in
Productie glucagon
Productie insuline

Slide 3 - Sleepvraag

Hoeveelheid suiker in het bloed
Hormoon dat ervoor zorgt dat glucose wordt omgezet in glycogeen
Ziekte door problemen bij de productie van en/of reactie op insuline
Belangrijkste suiker in het bloed
Hormoon dat glycogeen wordt omgezet in glucose
glucosegehalte
insuline
diabetes
glucose
glucagon

Slide 4 - Sleepvraag

Bij een hyperglycemie is de bloed glucose
A
Verhoogd
B
Verlaagd

Slide 5 - Quizvraag

Hoe kun je een hypoglykemie behandelen?
Meerdere antwoorden mogelijk
A
Client laten eten
B
glucagon geven per injectie
C
Insuline per injectie geven
D
infuus aanleggen met glucose oplossing

Slide 6 - Quizvraag

Een patient met diabetes type 1 heeft bij een feestje veel gegeten, en vooral gesnoept van de toetjes. Zij moet nu het aantal eenheden Insuline wat zij gaat spuiten aanpassen. Meer of minder insuline?

A
meer insuline
B
minder insuline

Slide 7 - Quizvraag

Een patient met diabetes type 1 is naar het strand gegaan met vrienden. Hij heeft daar strandvolleybal gespeeld. Een lichamelijke inspanning die hij niet gewend is. Hij moet nu het aantal eenheden Insuline wat hij gaat spuiten aanpassen. Meer of minder eenheden?
A
meer insuline
B
minder insuline

Slide 8 - Quizvraag

zelfde strand casus: Gelukkig maakt hij de juiste keuze wat betreft de insuline. Waar moet hij nu ook extra opletten? Of extra doen?
(1 minuut)

Slide 9 - Open vraag

Een patient met IDDM is ziek en heeft koorts. Zij heeft geen trek en wil niet eten.
vraag 1: wat betekent IDDM?

Slide 10 - Open vraag

Dezelfde patient met IDDM is ziek en heeft koorts. Zij heeft geen trek en wil niet eten. Ga je nu de voorgeschreven hoeveelheid insuline geven of niet?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

dezelfde patient met IDDM met koorts en niet eten:
Wat ga je wel doen nu?

Slide 12 - Open vraag

Een patient heeft diabetes type 2 en is ernstig ziek. Zij lijkt langzaam in de terminale fase te raken. Ga je nog insuline geven of niet?
Bedenk voor jezelf ook waarom..

A
nee
B
ja

Slide 13 - Quizvraag

Stelling: Iemand met diabetes type 2 komt niet in een hyperglycemisch coma
waar of niet waar?

A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Hoe lang duurt het voordat iemand met een diabetische hyperglycemisch coma, irreversibele schade oploopt of zelfs overlijdt?

A
2-4 uur
B
8-10 uur
C
ongeveer 24 uur
D
3 dagen

Slide 15 - Quizvraag

The end
Dat was de laatste vraag. 
Zorg dat je het goed snapt, zodat je je patiënt goed kunt helpen. 
Want maak je fouten, dan kun je een diabetes patiënt erg schaden ook. Dat is natuurlijk niet de bedoeling

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide